1. Beschrijf de veel voorkomende reken- en taalproblemen uit je stagegroep in eigen woorden. Verdiep je in de theorie over de leerproblemen. Zoek 3 verschillende betrouwbare bronnen en noteer in je verslag welke bronnen je geraadpleegd hebt. Beschrijf in je eigen woorden (minimaal 1 A4) de gevonden theorie én koppel de theorie aan de leerling (denk aan: wat houdt het in, kenmerken, oorzaken en gevolgen, begeleidingsmogelijkheden).
2. Maak een keuze of je op het vakgebied taal of rekenen een leerling gaat begeleiden. Koppel de theorie uit punt 1 aan de leerling (denk aan: wat houdt het in, kenmerken, oorzaken en gevolgen, begeleidingsmogelijkheden).
3. Stel de leerling voor in je verslag (anonimiseer) en beargumenteer je keuze.
4. Doe een participerende observatie met de leerling tijdens een activiteit van het vakgebied die je gekozen hebt. In de bijlage zit een format voor de participerende observatie.
5. Beschrijf de taalontwikkeling van kinderen:
6. Beschrijf bij de rekenontwikkeling van kinderen:
7. Verdiep je in de specifieke onderwijsbehoefte van de leerling aan de hand van pagina 145/146 (Pedagogiek) uit je boek. Maak een tabel waarin je aangeeft welke onderwijsbehoefte de leerling heeft (zie bijlage plan van aanpak).
8. Beschrijf de kerndoelen voor taal of rekenen, vertaal deze naar tussendoelen en kijk in de methode waar deze dan terugkomen in de lesdoelen. Zorg dat je begeleiding hierbij aansluit.
1. Je hebt nu informatie verzameld uit de theorie en uit de conclusie van je observatie. Op basis van deze informatie bedenk je 4 activiteiten die passen bij het leerprobleem en de specifieke onderwijsbehoeften van de leerling. Vul voor de vier activiteiten een plan van aanpak in, zie bijlage.
2. Begeleid de leerling (4x) in de praktijk. Maak hierbij veel gebruik van concrete materialen (werkbladen kunnen een aanvulling zijn).