Als onderwijsassistent begeleid je vaak leerlingen met een gedragsprobleem/specifieke onderwijsbehoeften op gebied van gedrag. Jouw ondersteuning kan het verschil maken voor deze leerlingen. Door aan te sluiten bij de specifieke onderwijsbehoeftenvan de leerling kun je de leerling op de juiste manier begeleiden. In deze opdracht verdiep je je in het gedragsprobleem van een leerling, ga je zelf een plan van aanpak schrijven en voer je dit ook uit.
Oriënteren en onderzoeken
1.Bespreek met je BPV-praktijkbegeleider welk kind met een specifieke onderwijsbehoefte op gebied van gedrag je gedurende drie weken mag begeleiden. Denk aan concentratieproblemen/ADHD, executieve functies, faalangst etc.Introduceer deze leerling en zijn/haar gedragsprobleem in het verslag.
2.Op welke manier wordt de leerling nu begeleid voor zijn/haar gedragsprobleem?
3.Bespreek en leg vast in het verslag wat de specifieke onderwijsbehoeften van de leerling zijn zodat je hier rekening mee kunt houden bij je begeleiding
4.Spreek een moment af met je begeleider waarop je de leerling kunt observeren
5.Leg de data vast voor de drie momenten waarop je gaat begeleiden
6.Verdiep je in de theorie rond het gedragsprobleem van de leerling.Wat kun je met deze informatie als je straks de leerling gaat begeleiden?
7.Bespreek met je medestudenten/BPV-praktijkbegeleider op welke manieren je deze leerling zou kunnen begeleiden
8.Formuleer een SMART doel voor je begeleiding van deze leerling en vraag om feedback van je docent/medestudentenen BPV-praktijkbegeleider
9.Bereid het doel, de vraagstelling en de beginsituatie van de kwalitatieve observatie voor en vraag om feedback van je docent vóórdat je de observatie uitvoert.
10.Bereid een plan van aanpak voor minimaal drie keer begeleiden voor en vraag je begeleider om feedback vóórdat je start met begeleiden. Let erop dat je aansluit bij de belevingswereld,beginsituatie, onderwijsbehoeftenen gedragsproblemen van de leerling.
11.Bereid je goed voor op de begeleiding watbetreft materiaal, ruimte en jouw begeleiding als onderwijsassistent. Noteer wat er nodig is.
Verwerken
1.Beschrijf in het verslag het gedragsprobleem/de situatie van het kind dat je gaat begeleiden. Geef achtergrondinformatie, natuurlijk anoniem.
2.Verwerk de punten 1 tot en met 11 in het verslag.
3.Voer de kwalitatieve observatie uit en verwerk deze ook in het verslag
4.Begeleid de gekozen leerling minimaal drie keeren houd een logboek bij van de begeleidingsmomenten(ook toevoegen aan het verslag)
Reflecteren
Reflecteer op de uitgevoerde opdracht. Je mag gebruik maken van één van de reflectiemodellen uit de bijlage, maar het mag ook een kort reflectieverslag zijn waarin in ieder geval aan bod komt wat je geleerd hebtbij deze opdracht en wat je de volgende keer anders zou aanpakken bij het begeleiden van een leerling(zie Bijlage Logboek).