Soorten voereters
Het dierenrijk kan je op verschillende manier indelen. Een ervan is ingedeeld naar wat dieren eten. Hieronder staan de belangrijkste drie:
Hun gebit en darmstelsel is aangepast op wat ze eten. Dus daaraan kan men zien bij welke groep een dier hoort.
Planteneter of herbivoor.
Deze dieren hebben grote snijtanden en grote plooikiezen. De plooikiezen bestaan uit plooien/ribbels, hiermee kunnen de dieren alles goed malen.
Dit gebit groeit hun levenslang door.
Hun darmstelsel is langer omdat planten, zaden, enz moeilijker te verteren zijn. Veel van deze dieren zijn herkauwers.
Voorbeelden: koe, paard, hamster, konijn enz.
Deze dieren zijn in het dierenrijk ook meestal prooidieren.
Vleeseter of carnivoor.
Deze dieren hebben hoektanden en knipkiezen. Hiermee kunnen ze trekken, knippen en scheuren. De bovenkaak is breder dan de onderkaak, zodat de kiezen een schaarwerking krijgen.
Omdat vlees gemakkelijk te verteren is, is hun darmstelsel kort.
Voorbeelden: hond, kat, fret, enz.
Alleseter of omnivoor.
Deze dieren hebben knobbelkiezen en hoektanden. Het gebit zit min of meer tussen de bovenstaande dieren in. Deze dieren eten zowel planten als dieren.
Hun darmstelsel zit ook tussen de bovenstaande dieren in.
Voorbeeld: varken
Dieren kan je ook in de volgende groepen indelen:
Nestblijvers en nestvlieders.
Katten, konijnen, enz groeien, de eerste dagen/weken van hun leven, op in een ‘nest’.
Dit is een veilige en warme plek. Ze zijn dan blind, soms zelf onbehaard en kunnen nog niet lopen. Deze dieren zijn totaal overgeleverd aan de zorgen van het ouderdier.
Als deze dieren wat groter worden en wat gaan wandelen, worden ze door het ouderdier bij hun nekvel gepakt en weer veilig naar het nest gebracht.
De dracht/zwangerschap van deze dieren is meestal korter dan van een nestvlieder.
Deze dieren noem je nestblijvers.
Cavia, geit, paard, enz worden behaard en met open ogen geboren. Deze jonge dieren moeten in een paar minuten tijd in de benen zijn. Zij moeten meteen kunnen meelopen met het moederdier. Dit om te voorkomen dat ze het slachtoffer worden van een roofdier.
De dracht/zwangerschap duurt bij deze dieren langer, omdat de jongen meer moeten kunnen.
Deze dieren noem je nestvlieders. Deze dieren hebben geen nekvel !!!
Prooidieren. Deze dieren kunnen gevangen en gegeten worden door roofdieren.
De meeste huisdieren zijn prooidieren. Dit betekent dat hun gehoor en zicht beter is.
Als je met dieren gaat werken moet je rekening houden met wat hier boven allemaal staat.
Hanteren en fixeren van dieren.
Om te kunnen werken met dieren zal je moeten weten hoe je een dier kan fixeren en/of oppakken.
Fixeren is het dier stil laten staan
Een paard zal je moeten kunnen fixeren, op een plek neerzetten waar jij het wil hebben. Dan kan je het paard bijvoorbeeld poetsen.
Een cavia zal je ook moeten fixeren zodat je hem of haar daarna kan hanteren.
Hanteren is met het dier werken
Sommige dieren hebben een nekvel en daarmee zijn ze prima te hanteren. Bijvoorbeeld een klein tot middelmatig konijn kan je bij zijn nekvel pakken en vervolgens met steun optillen.
Als je deze wil fixeren en hanteren moet je deze regels in acht nemen.
Vachtverzorging dieren.
Wij hebben veel verschillende soorten dieren door de jaren heen gefokt, waaronder ook veel dieren met een speciale vacht.
Vachtverzorging is meestal borstelen en kammen, maar kan ook wassen, knippen en scheren zijn.
Vachtverzorging van de cavia.
Niet elke cavia heeft vachtverzorging nodig. Maar een aantal rassen zoals de Peruviaan en langhaar moeten regelmatig worden geborsteld. Dit doe je met een zachte borstel en grove kam. Deze cavia krijgen anders grote, lastige klitten.
Vachtverzorging van de hond.
Elk hondenras heeft zijn eigen vacht. Sommige rassen hebben een boven- en ondervacht ( honden uit koude streken ). Sommige rassen verharen. Bij andere rassen blijft het haar groeien.
Borstelen zorgt ervoor dat losse haren verdwijnen en dat de huid een betere bloeddoorstroom krijgt.
Honden die geknipt of geplukt moeten worden gaan meestal naar een trimsalon.
Vachtverzorging van landbouwhuisdieren.
De huidverzorging van landbouwhuisdieren is meer praktisch van aard. Het gaat dan meer om de hygiëne en gezondheid.
Schapen moeten geschoren worden omdat ze het te warm krijgen. In hun dikke vacht kunnen ook maden van vliegen zich huishouden. Zo erg zelf dat ze het schaap ‘ op eten’. Dit heet myiasis (huidmadenziekte) en is een kwalijke aandoening.
Koeien die zomers buiten staan worden vaak geschoren als ze weer op stal komen. Dit heeft te maken met hygiëne.