Door gewrichten in je lichaam kun je lopen, je armen bewegen en kauwen en bijten.
In het blok 'Bewegen is een kunst' heb je al gekeken naar de bouw van gewrichten.
De kaakspieren die je kaak in beweging kunnen brengen, hebben een behoorlijke kracht.
Dat is de bijtkracht. In de biologie kun je de bijtkracht gebruiken om de manier van jagen van roofdieren te onderzoeken. Hoe goed een dier is in het gebruiken van zijn kaken om een prooidier te grijpen, bepaalt onder andere hoe succesvol de jacht verloopt.
Roofdieren met een grote bijtkracht, zoals de leeuw of de krokodil, jagen door de prooi meteen te doden met de kaken. Ook andere dieren kunnen een grote bijtkracht hebben. De bever bijvoorbeeld, die grote stukken hout versleept en bewerkt, bezit in verhouding een grote bijtkracht.
De bijtkracht kun je meten. De bijtkracht wordt aangeduid in kilogram per vierkante centimeter. De mens heeft een bijtkracht van 80 tot 110 kg/cm².
De beet van een krokodil is wel 30 keer krachtiger.
Welke dieren hebben de sterkste kaken? Bekijk hier de Top 10.
Als je ook het lichaamsgewicht in aanmerking neemt, zijn vogels veel sterker dan deze krachtpatsers. Een snavel van een papegaai werkt namelijk als een hefboom. Hij heeft een heel sterke onderkaak en kan met zijn snavel harde noten kraken. Niet alle vogels hebben zo’n zware onderkaak nodig. Een uil bijvoorbeeld rukt vlees van zijn prooi met z’n snavel.
Als je rekening houdt met het lichaamsgewicht heeft deze grondvink van de Galapagoseilanden een beet die 320 keer sterker dan Tyranosaurus rex!
Door goed naar de vorm van snavels te kijken, kun je onderzoeken welk voedsel een vogel eet.
De snavels van vogels zijn namelijk aangepast aan het voedsel dat de vogels eten.
Je kunt verschillende vormen snavels onderscheiden:
In dit practicum onderzoek je wat vogels eten.
Je maakt daarbij gebruik van opgezette vogels die bij jou op school aanwezig zijn of van foto’s.
Materialen:
Download het werkblad Snavels en voedsel en voer het practicum uit.
Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
Overleg met je docent hoe deze opdracht wordt beoordeeld.
Een kracht kan een druk uitoefenen.
De grootte van de druk die een kracht uitoefent, is afhankelijk van het oppervlakte waarop de kracht werkt.
Als een kracht werkt op een klein oppervlakte is de druk groter dan als dezelfde kracht werkt op een groot oppervlakte.
Oppervlakte is een grootheid. Het symbool voor oppervlakte is A (van het engelse area). De eenheid voor oppervlakte is cm² of m².
Het symbool voor druk is de P (van het Engelse pressure) en de eenheid is N/cm2.
De druk kun je berekenen met de formule: P = F/A
In het geval van de bijtkracht, was je daar dus al mee bezig!
1 kg komt dus overeen met een kracht van 10 N. Hoe komt dit?
Het gewicht van een voorwerp is de kracht waarmee de aarde aan een voorwerp trekt.
Een voorwerp met een massa van 1 kg ondervindt dan een zwaartekracht van 10 N.
Een bijtkracht van 80 kg/cm2 komt dus ongeveer overeen met 800 N/cm2.
Maak nu de volgende vragen.