Aan een lichtbron kunnen verschillende kwaliteiten worden toegekend:
De sterkte van de lichtbron: de hoeveelheid energie in de vorm van licht, die per tijdseenheid wordt uitgestraald;
De frequentie of golflengte van het licht, of - in geval van gemengd licht - de kleurtemperatuur: de verdeling van de frequenties van het uitgestraalde licht;
De gerichtheid van het uitgestraalde licht: Dit kan een parallelle bundel zijn, zoals bij een laser, of rondomstralend, zoals bij een gloeilamp;
De vorm van de lichtbron zelf: een puntvormige lichtbron of een diffuse lichtbron.
Er zijn natuurlijke lichtbronnen, zoals de zon, vuur, bliksem, glimwormen etc. en er zijn kunstmatige lichtbronnen, bijvoorbeeld de gloeilamp, een TL-buis, een ledlamp, een plasmaboog.
Er zijn ook lichtpunten die niet zelf licht uitstralen, maar het reflecteren. Bijvoorbeeld de maan, de blauwe hemel of een reflector.