De verbranding van de huid kan eerstegraads, tweedegraads en derdegraads zijn. Dit heeft te maken met hoe diep de huid verbrand is. De diepte van de brandwond hangt af van de oorzaak van de verbanding, de temperatuur, de tijd dat de warmtebron kon inwerken op de huid, de plaats op het lichaam en de leeftijd van het slachtoffer. Het is belangrijk dat je de verschillende soorten brandwonden herkent. Zo weet je precies wat je moet doen.
Eerstegraads verbranding

Een eerstegraads verbranding kan ontstaan door te lange blootstelling aan een warmtebron. Denk bijvoorbeeld aan verbranding door de zon. Een eerstegraads verbranding herken je als volgt:
de huid is niet stuk;
de huid is rood of roze;
de huid is licht gezwollen;
de huid is droog;
de huid is prikkelend tot pijnlijk.
Tweedegraads brandwonden

Bij tweedegraads brandwonden is de huid kapot of zijn er blaren op de huid. Een tweedegraads verbranding herken je als volgt:
de huid is kapot of er zijn blaren;
de huid is nat;
de huid voelt soepel;
de huid is glanzend rood, roze of wit;
de huid is pijnlijk.
Derdegraads brandwonden

Bij een derdegraads brandwond voelt het slachtoffer geen pijn. De zenuwen onder de huid zijn namelijk ook beschadigd. De huid om de wond doet vaak wel pijn omdat er een tweedegraads wond omheen zit. Een derdegraads brandwond herken je als volgt:
zowel de opperhuid als de lederhuid is volledig beschadigd tot in het onderhuids vetweefsel;
de huid is wit, beige/bruin of zwart;
de huid is stug, droog en leerachtig;
de wond zelf is nauwelijks pijnlijk.