Microscoop

De microscoop helpt je bij het bekijken van cellen. Iets wat je niet met het 'blote'oog kunt zien, kun je onder een microscoop wel zien. Een schoolmicroscoop kan een voorwerp tot wel 400 keer vergroten.


Grote schroef:
Hiermee kun je het beeld scherp stellen.

Kleine schroef:
Hiermee kan je zeer nauwkeurig scherpstellen.

Lampje:
Bij sommige microscopen zit hier een spiegeltje om het licht op te vangen.

Voet:
De onderkant van het statief.

Oculair:
Lenzenstelsel waardoor je met het oog(=oculus) kijkt. Dit oculair vergroot 10x.

Tubus:
Tubus is het Latijnse woord voor buis.

Revolver:
Draaischijf waarmee je een ander object kan kiezen.

Objectief:
Lens bij het object (=voorwerp). Er is een objectief dat 4x, één dat 10x en één dat 40x vergroot.

Klem:
Hiermee klem je het preparaat vast.

Voorwerptafel:
Tafel waarop het preparaat ligt. In het midden zit een gat waardoor het licht valt.

Diafragma:
Met het diafragma kan de hoeveelheid licht geregeld worden.