Deze les gaan jullie samen met de docent stapsgewijs een casus te lijf.
Hoe gaan we dit doen?
1) De docent geeft je een korte situatieschets vanuit de eigen zorgpraktijk.
2) Jullie gaan in groepjes van 3 of 4 studenten zitten.
3) Op basis van de korte schets bedenk je m.b.v. de redeneerhulpen welke aanvullende informatie je van de docent nodig hebt om een inschatting te kunnen maken van wat er met de patiënt aan de hand is.
Hierbij is prioritering van de gegevens heel belangrijk. Dat zit zo: je vraagt (nog) niet naar welke medicatie iemand gebruikt, of wat er op de MRI te zien is? Je begint bij de gegevens die het meest urgent zijn om in te schatten hoe het met de zorgvrager is gesteld. Ieder groepje stelt een vraag en dan gaat de beurt naar de volgende groep
4) Als ieder groepje genoeg voldoende vragen heeft gesteld voor een goed klinisch beeld van de patiënt, gaat elk groepje zo stil mogelijk onderling in overleg. Wat denken jullie dat de top-3 van dd's is ( differentiële diagnose - welke diagnoses komen in aanmerking als verklaring van het klinisch beeld?)
5) de docent schrijft van ieder groepje de dd's op
6) De dd met de meeste stemmen gaan we uitwerken en verder uitvragen
7) Maak als groepje vragen die je de docent wil stellen, om de diagnose te kunnen bewijzen. De docent zal ieder groepje weer een vragen laten stellen en het antwoord geven. De interventies/onderzoeken die je wil moet je wel goed kunnen onderbouwen. Dus wat moeten ze bewijzen? En weegt de belasting van het onderzoek op tegen wat je ermee kunt bereiken?
Zo komen we op de juiste diagnose en gaan jullie meedenken over de vraag wat de gevolgen voor de behandeling zijn.
Mogelijk doe je 2 casuïstieken in deze les.