Opdracht 2

Opdracht:

Jullie hebben de verschillende methodieken weer helder en paraat.

Maak de onderstaande vragen individueel: (5 minuten)
1)  Als je kijkt naar je stageplek (lj3 en 4): met welke redeneerhulpen werk je dan het meest?
2)  Welke redeneerhulpen zie of hoor je je collega's/werkbegeleiders gebruiken op je stageplek?
3)  Kun je een voorbeeld geven waarin je zag dat een collega/werkbegeleider een redeneerhulp toepaste?
4) Welke redeneerhulp ervaar je als lastig?

5) Welke redeneerhulp gebruik jij zelf?

 

De docent bespreekt de antwoorden na, in een onderwijsleergesprek. (10 minuten)
* Als je bij vraag 2 en 3 een ontkennend antwoordt hebt gegeven. Ga dan de eerstvolgende stagedagen nog eens kritisch kijken of je ze echt niet ziet. Je kan ook je begeleider vragen welke redeneerhulpen hij/zij gebruikt. Vraag na wat er wordt gedaan met klinisch redeneren op je afdeling? Handig voor B1K2W1 of W3

Dus kijk goed en kritisch naar de gang van zake op je stageplek.