In allerlei situaties willen mensen vertellen wat ze vinden. Ze geven hun mening en onderbouwen die met argumenten, om zo anderen te overtuigen. Als anderen het er niet mee eens zijn, kunnen ze ertegenin gaan met hun eigen argumenten. Dit kan mondeling, in een discussie of debat, maar het kan ook schriftelijk, zoals in een betoog of op een forum op internet.
Argumenteren wordt steeds belangrijker en ook op school is het een belangrijke vaardigheid. Je moet betogen kunnen schrijven en analyseren, discussies of debatten kunnen houden, en niet geheel onbelangrijk: je moet argumentatie kunnen analyseren en beoordelen, ook als onderdeel van je examen.
Hoe pak je het aan?
Deze quest kun je zelfstandig doornemen. Tijdens de blox wordt theorie herhaald en uitgelegd. Daarnaast kun je teruggrijpen op je andere bronnen (Blink-boekje, Examenbundel, etc.)
Let op: sommige termen zijn veranderd sinds 2017. Als je materiaal zoekt op internet, let dan dus goed op uit welk jaar dit komt. Dit filmpje laat goed de belangrijkste zaken zien: Argumenteren - de vernieuwde versie. Bij ieder onderdeel waar het van toepassing is, zal dit filmpje ook staan, met een vermelding naar het moment (tijd) waarop het betreffende onderdeel wordt besproken.
In jaar 4 heb je de basisbegrippen van argumenteren al geleerd. Je hebt er ook al mee geoefend bij het voeren van een debat. Hoe zat dat nou ook alweer?
Als je een standpunt over iets inneemt, dan geef je je mening over die zaak.
Voorbeelden van standpunten:
Je kunt een standpunt meestal aan de volgende signaalwoorden herkennen: ik vind, volgens mij, ik denk dat, mijn conclusie is dat, dus, daarom, kortom.
Positief, negatief en twijfel
Er zijn drie soorten standpunten:
Met argumenten kun je je eigen standpunt verdedigen of het standpunt van een ander aanvallen. Met een weerlegging ontkracht je een (tegen)argument. Een argument kan vóór of áchter het standpunt staan. Voorbeelden:
Je kunt argumenten vaak herkennen aan signaalwoorden als want, omdat, namelijk, aangezien en immers.
Samengevat