Kennisactivering

Uitleg van de docent rekenen over oplossen en verdunnen. (je krijgt deze les meestal niet van de docent VPK maar van de docent Rekenen.)

Uitleg 

Bij het berekenen van een verdunning werk je in stappen:

 

Voorbeeld 1

Van een glucoseoplossing van 10% moet je 200 mL maken van 5%.

 

Uitwerking:

Je moet 200 mL oplossing maken van 5%; dat is 5 g op 100 mL of 10 g op 200 mL.

Je hebt een oplossing van 10%, dat is 10 g op 100 mL.

Je vult 100 mL van de oplossing van 10% aan met gedestilleerd water tot 200 mL.

 

 

Uitleg

Bij het berekenen van verdunningen komen verhoudingstabellen goed van pas.

 

Voorbeeld 2

Je hebt een oplossing van 30% en moet die verdunnen tot 150 mL van 5%. Hoe ga je verdunnen?

Bekijk verhoudingstabel 1.

tabel 1

Nodig: 5%

g

5

 

mL

100

150

 

Met 7,5 g reken je verder.

Bekijk verhoudingstabel 2.

tabel 2

Aanwezig: 30%

g

30

15

7,5

mL

100

50

25

 

Dus neem je 25 mL van de oplossen en vul je die met water aan tot 150 mL.