have to, must, should

 

Have to, must en should zijn hulpwerkwoorden die je gebruikt om bevelen of advies te geven: dus om aan te geven dat iets moet of beter zou zijn om te doen.

Have to gebruik je om aan te geven dat iets moet. Het klinkt informeel. In het Nederlands gebruik je ‘moeten’:

This is one of the most important questions we have to answer.
Everyone has to go home by 5 p.m.

Dit is een van de belangrijkste vragen die we moeten beantwoorden.
Iedereen moet vóór vijf uur ’s middags naar huis.

 

Must gebruik je, net als have to, om aan te geven dat iets moet, maar het klinkt formeler en dwingender. Je gebruikt must vooral voor wetten, regels en bevelen – dus als iets echt belangrijk is. In het Nederlands gebruik je dan vaak ‘moet(en) (echt)’:

You must be 18 years or older to use this service.

You must take your pills.

Je moet (echt) achttien jaar of ouder zijn om deze dienst te gebruiken.

Je moet (echt) je pillen innemen.

Must betekent ook: iets is logisch. Je gebruikt must om te zeggen dat iets niet anders kan: het moet wel zo zijn. In het Nederlands gebruik je dan vaak ‘moet(en) (toch) wel’.
Let op: In dit geval kun je geen have to gebruiken!

He must be ready by now.
Suzy left an hour ago, so she must be home now.

Hij moet nu toch wel klaar zijn.
Suzy is een uur geleden vertrokken, dus ze moet nu toch wel thuis zijn.

 

Should betekent: iets zou moeten, iets is belangrijk. Je gebruikt should in adviezen. In het Nederlands gebruik je vaak ‘zou(den) eigenlijk moeten’ of ‘kan / kunt / kunnen beter’.

You should tell your sister you’re sorry.

You should finish your homework first.

Je zou eigenlijk sorry moeten zeggen tegen je zusje.

Je kunt beter eerst je huiswerk afmaken.