Baarmoeder: vrouwelijke geslachtsorgaan.
Eierstokken: opslag ruimte voor onrijpe eicellen.
Ovulatie/Eiersprong: een rijpe eicel die vrijkomt uit de eierstok.
Eileider: vervoert de rijpe eicel naar de baarmoeder.
Vulva: uitwendige geslachtsorgaan van een vrouw.
Clitoris: gevoelig voor prikkels die een fijn gevoel geven.
Clitoriseikel: gedeelte van de clitoris die aan de buitenkant zichtbaar is.
Clitorishoed: huidplooi om de clitoris heen.
Zwellichaam: zorgt ervoor als de vrouw opgewonden is het vol stroomt met bloed en wordt het groter en steviger.
Binnenste schaamlippen: gladde, dunne huidplooien
Vagina: opening die naar de baarmoeder gaat.
Buitenste schaamlippen: behaarde huidplooien
Maagdenvlies: een randje weefsel aan het begin van de vagina
Menstruatie/Ongesteld zijn: 1 keer per maand stoot het overtollige baarmoederslijmvlies af. Hierbij komt bloed ongeveer 7 dagen vrij.
Maandverband/Tampons/Menstruatiecup: middelen om het bloed op te vangen tijdens de menstruatie.
Menstruatiecyclus: opbouwen en het afstoten van het baarmoederslijmvlies.
Hormonen: stofjes die je lichaam zelf aanmaakt en die via de bloedbaan de organen en weefsels aansturen om allerlei lichaamsfuncties te regelen.
Hypofyse: een klier die ligt aan de onderzijde van de hersenen. De eicellen in de eierstokken ontwikkelen door deze hormoon.
Overgang: er rijpen geen eicellen meer en de vrouw kan niet meer zwanger worden.
