Bij het ontwikkelen van ons les materiaal hebben we gewerkt uit het boek samenwerkend leren. Daarin staan een aantal sleutelbegrippen benoemd die deel uit moet maken van de lessen om ervoor te zorgen dat de studenten effectief samenwerken. (Ebbens & Ettekoven, 2016).
Dat zijn de volgende begrippen:
- Positieve wederzijdse afhankelijkheid
- Directe interactie
- Individuele aanspreekbaarheid
- Aandacht voor sociale vaardigheden
- Aandacht voor groepsproces
Deze begrippen kan men koppelen aan het begrip ‘coöperatief leren’ oftewel ‘samenwerkend leren’ (Ebbens & Ettekoven, 2016). Het gaat hier om het samenwerken van sterkere en zwakkere studenten in heterogene tweetallen of groepjes. De studenten leren met elkaar en van elkaar daarnaast zoeken ze samen naar een oplossing. Deze begrippen zullen we aan een aantal voorbeelden koppelen van onze les.
Positieve wederzijdse afhankelijkheid |
Hierbij hebben de studenten elkaar nodig om een doel te bereiken. Net als bij de samenwerkingsopdracht waarbij de studenten in groepjes van 3 moeten oefenen aan hun vaardigheden. Hierbij neemt de ene student de rol aan van patiënt, de ander van assistent en de derde student houdt het protocol bij als beoordelaar. Bij deze samenwerkingsopdracht zijn de studenten afhankelijk van elkaar. Een student neemt de rol aan van patiënt, een student de rol van proffesional en een student neemt de rol aan van beoordelaar. Elke student neemt de rol van van een van de drie rollen. |
Directe interactie |
Hierbij is de ‘neus tegen neus’ contact belangrijk. Bij de studenten die in groepjes van 3 oefenen is het lastig om dit perfect te doen. De patiënt en assistent zitten neus tegen neus tijdens het oefenen en de derde student ‘beoordelaar’ zit in het midden. Deze student lijkt ‘erbij’ te zitten maar heeft wel een belangrijke rol. Alle drie de studenten zijn onmisbaar bij dit samenwerkingsopdracht. Ook is het van belang om te rouleren in deze opdracht. De drie studenten veranderen dus tijdens deze opdracht van rol waardoor ze ‘neus tegen neus’ contact krijgen. |
Individuele aanspreekbaarheid |
Hierbij is het belangrijk dat de student en docent elkaar kunnen aanspreken op inbreng en eindresultaat. In ons onderwijs geven we aandacht aan dit punt door aan het begin van de les terug te kijken en vervolgens te evalueren. Ook tijdens de loopbaan gesprekken is de mogelijkheid om dit punt aandacht te geven. Dit is door middel van dit bespreekbaar te maken. |
Aandacht voor sociale vaardigheden |
Hier is het belangrijk dat de leerlingen lerent door middel van voorbeelden wat sociale vaardigheden zijn. Zoals luisteren, elkaar vertrouwen en ondersteunen. In les 2 is dit duidelijk terug te zien bij de opdracht "over de streep". Hier leren de studenten elkaar beter kennen door gevoelige onderwerpen te bespreken. De docent bewaakt de tijd en benoemt wat er aan sociale aspecten gebeurt. Een belangrijk onderdeel hierbij is naar elkaar te luisteren (Ebbens & Ettekoven, 2016). In les 3 en 4 zijn er groepjes van drie die elk een rol vertolken. Een patiënt, een proffesional en een beoordelaar. Bij de communicatie tussen patiënt en proffesional zijn sociale vaardigheden enorm belangrijk en wordt hier aan gewerkt. |
Aandacht voor groepsproces |
Hierbij horen de studenten en de docent aandacht te hebben voor het groepsproces, dit kan door regelmatig het eigen functioneren in de groep te bespreken. Dit is bij les 2 terug te zien in het aangeven van grenzen in het groepsproces, dit is bij het oefenen met de bloeddruk maar ook te zien bij de opdracht over de streep. Hier zien ze dat het over groepsproces gaat. Hier praten we over het proces en het product. Ook zal er geëvalueerd worden op het proces van de protocollen (Ebbens & Ettekoven 2016). |