Er bestaan twee soorten werkwoorden. Sterke werkwoorden en zwakke werkwoorden.
Bij sterke werkwoorden verandert de klank in de verleden tijd. Het werkwoord is sterk genoeg om te veranderen.
| infinitief | ik-vorm in verleden tijd |
|---|---|
| houden | ik hield |
| nemen | ik nam |
Bij zwakke werkwoorden verandert de klank NIET in de verleden tijd. De persoonsvorm in de verleden tijd is de ik-vorm + te(n)/de(n).
| infinitief | persoonvorm in verleden tijd |
|---|---|
| bakken | ik bakte |
| antwoorden | wij antwoordden |
| grijzen | hij grijsde |
't ex-kofschip
Om te weten of je bij een zwak werkwoord -te(n) of -de(n) moet toevoegen in de verleden tijd, heb je 't ex-kofschip nodig.
1. Neem de stam (hele werkwoord - en) van het werkwoord.
2. Kijk naar de laatste letter van de stam.
3. Staat deze in het 't ex-kofschip?
- Ja? Schrijf dan de ik-vorm + te(n)
- Nee? Schrijf dan de ik-vorm + de(n)