Opdracht 2: Hoe leer je gedrag? a) Wat zijn de definities van de volgende begrippen? Imiteren, conditioneren, trial-and-error, inprenting en inzicht. b) Maak een tekening waarin alle begrippen uit vraag 2a te herkennen zijn. Label ze ook door een pijl met daarachter het woord te laten wijzen naar de bijbehorende plek in de tekening.
Opdracht 3: Hoe observeer je gedrag? a) Wat zijn de definities van de volgende begrippen? Objectief, subjectief, ethogram en protocol. b) Geef per begrip een voorbeeld. c) Kies een dier uit. Dit kan bijvoorbeeld je eigen hond/kat/etc. zijn, een random pissebed die je onder een steen vindt of die irritante duif van om de hoek. d) Bekijk het dier een tijdje en maak een paar aantekeningen van de handelingen die je waarneemt. e) Stel een ethogram op aan de hand van jouw waarnemingen. f) Film het dier nu voor 5 minuten. g) Maak een protocol op basis van je filmpje. Maak hierin intervallen van 5 seconden.
Opdracht 4 (voor HAVO/VWO/Enthousiastelingen): Is reclame misleidend? a) Wat is het doel van een reclame? b) Wat zijn manieren die producenten gebruiken bij het maken van hun verpakkingen, reclames, etc. om het gedrag van consumenten te beïnvloeden? Noem er minimaal 3. c) Vindt jij dat reclamemakers deze manieren mogen gebruiken? Leg uit waarom jij dat wel/niet vindt? d) Bedenk een product (mag een echt bestaand product zijn, maar bedenk dan een eigen merk) en maak een reclame. Gebruik bij je ontwerp en reclame alle drie de manieren uit vraag 4b.