Niveau 3

Inmiddels kan je de oppervlakte van een rechthoek en het volume van een balk uitrekenen. Ook kan je rekenen met de eenheden van oppervlakte en volume. In dit onderdeel leer je nog wat meer vormen en enkele afspraken die je moet onthouden.

 

Andere vormen:

Een cirkel

De r staat hierbij voor de straal, wat de afstand van het midden van een cirkel tot de rand is. π dit symbool heet pi je vindt het ook terug op je reken machine en is gelijk aan 3,1415....

 

Als we deze cirkel uitrekken tot hoogte h wordt dit een cilinder

Zoals je ziet is het volume gewoon de oppervlakte keer de hoogte. Dit geldt voor alle vormen, als je ze alleen maar omhoogtrekt! Let op dit werkt niet voor vormen zoals een piramide die naar een punt toe lopen.

 

Een driehoek

De b staat in dit geval voor de basis en de h voor de hoogte.

De basis is de lengte van een zijde

De hoogte is hoe hoog het hoogste punt van de driehoek zit gemeten vanaf de basis, kijk maar in de afbeelding.

 

Als we deze driehoek omhoogtrekken kunnen we net zoals eerder de oppervlakte keer de hoogte doen om het volume te krijgen. Verwar hierbij de verschillende hoogtes niet.

 

Enkele afspraken:

Er is een bekende eenheid van volume nog niet voorbijgekomen, namelijk de liter. Er is afgesproken dat 1 liter = 1 dm3  is. Hierbij moet je wel op letten dat de eenheidslijn van liters nog wel in stapjes van 10, gaat 1 liter is namelijk 10 deciliter. Als we dit doorrekenen komen we er achter dat 1 cm3 gelijk is aan 1 milliliter! Deze twee regels zijn handig om te onthouden.

Er is ook nog een andere eenheid van oppervlakte die je soms voorbij ziet komen, namelijk de hectare. Dit is een vierkant van 100 m bij 100 m de oppervlakte hiervan is dus 10000 m2.

Nu we alle kennis hebben over oppervlakte en volume gaan we er nog een laatste keer mee oefenen!