Niveau 1

Bij natuurkunde gebruiken we vaak komma getallen maar ook gebruiken we breuken. Daarom is het belangrijk dat je ook met breuken kan rekenen.

We beginnen met de basis:

Een breuk bestaat uit twee delen:

1 De teller, dit geeft aan hoeveel stukjes je van de breuk hebt.

2 De noemer, dit geeft aan uit hoeveel delen de breuk bestaat.

Als we dus bovenstaand voorbeeld gebruiken dan hebben we 1 stukje van de breuk en elke breuk bestaat uit 2 delen dus dan hebben we 1x 1/2 of 0,5.

Als we dan 2/4 als voorbeeld nemen, dan hebben we 2 stukjes en elke breuk bestaat uit 4 delen dus hebben we 2x 1/4 oftewel 2/4 of 0,5. zo zie je dat twee breuken er anders uit zijn maar mogelijk wel hetzelfde komma getal hebben.


 

Oefenen met breuken

Om te oefenen met breuken klik je op bovenstaande link "oefenen met breuken" en doe je de volgende stappen:

- Klik 2 keer op de knop spel in het midden van het scherm.

- Klik op niveau 1 met de rode vorm als symbool.

- Gebruik de vormen aan de onderkant van het scherm om de breuken aan de rechterkant van het scherm te maken.

- klik op de vorm in het midden en dan op het groene pijltje om de vorm op te delen.

- Let op de vormen aan de onderkant zijn vaste grote dus die passen zich niet automatisch aan, aan de verdeling die jij hebt gemaakt op de vorm.

- Als je denkt dat je een breuk goed gemaakt hebt sleep je die naar de rechterkant in het juiste vakje. Als de vorm in het vakje gaat is het goed, zo niet de beweegt de vorm terug naar het midden.

- Maak de eerste 5 niveaus met de vormen.

- Als je klaar bent met de eerste 5 niveaus van de vormen maak je daarna de eerste 5 niveaus van de kaartjes met cijfers.

 


 

Simulatie door PhET Interactive Simulations, University of Colorado Boulder, licensed under CC-BY-4.0 (https://phet.colorado.edu)