De inleiding is als een trechter,
van algemeen naar specifiek.
Image by Clker, Pixabay
Een inleiding bestaat over het algemeen uit drie alinea’s met daarin:
De context en aanleiding voor het onderzoek. Wat is de huidige situatie en wat is het probleem?
De relevantie van je onderzoek. Waarom is dit belangrijk?
De praktijkvraag en de informatievragen die de nodige informatie zullen opleveren om deze te beantwoorden.
Bij langere rapporten kun je ook toevoegen:
een korte indicatie van je aanpak.
een leeswijzer, zodat de lezer weet wat hij of zij kan verwachten in de rest van het rapport en hoe deze onderdelen met elkaar zijn verbonden.
Over het algemeen bestaat een inleiding uit een trechtervorm, waarin je algemeen begint met de aanleiding van je onderzoek, dus het probleem, en daarna steeds specifieker wordt over wat je precies wilt onderzoeken en hoe je dat gaat doen.