Werkvorm 3 Moslims en christenen

Deze werkvorm sluit aan bij Tijdvak 3: Monniken en ridders, thema 1 Christendom in Europa & thema 2 De Islam (van studiopabo.nl). Dit is een individuele opdracht.

Over de kruistochten zijn verschillende bronnen bewaard gebleven. Sommige waren van deelnemers of andere ooggetuigen, andere van mensen die later en uit de tweede hand over de gebeurtenissen hebben geschreven. In deze opdracht lees je een aantal van dit soort bronnen en onderzoek je het perspectief van de schrijver. Lees de bronnen en beantwoord de vragen.

  1. Gebruik bron 1 en 2. Moslims en christenen zagen elkaar als vijanden tijdens de kruistochten. Leg uit welke vijandbeelden ten aanzien van christenen en moslims naar voren komen in deze beide bronnen.
  2. Het beeld dat de moslims en christenen van elkaar schetsen, komt nogal overeen. Hoe zou je dat kunnen verklaren?
  3. Gebruik bron 2 en 3. Hebben Urbanus II en Roger Bacon dezelfde mening over de noodzaak van de kruistochten? Verklaar je antwoord.

 

Bron 1: Ibn Jubayr, een islamitische reiziger en schrijver uit Andalusië (Spanje) beschreef rond 1184 de stad Akko: ‘In haar grootheid lijkt de stad op Constantinopel. […] Op deze plaats ontmoeten islamitische en christelijke handelaren elkaar vanuit alle mogelijke regio’s. […] Ongeloof en heidens gedrag zijn hier sterk aanwezig, en varkens (= christenen) en kruizen zijn overal. […] De Franken hebben de stad in 1104 gestolen uit de handen van de moslims en de ogen van de islam zijn gezwollen vanwege het huilen over de stad: het verlies van Akko is een groot verdriet voor de islam. Moskeeën zijn kerken geworden en minaretten klokkentorens.’

Bron 2: Een monnik, Robert genaamd, beschreef zo’n 25 jaar na dato, wat paus Urbanus II in 1095 zou hebben gezegd: ‘Jeruzalem is de navel van de wereld; geen enkel ander land is zo vruchtbaar, het is als een paradijs vol geneugten. […] Deze koninklijke stad, in het centrum van de wereld, wordt gevangen gehouden door vijanden en is slaaf geworden van heidense gewoonten, door mensen die God niet kennen. Daarom vraagt de stad om bevrijding, zij verlangt ernaar. Ze roept u op haar te komen helpen. Inderdaad, Jeruzalem heeft uw steun in het bijzonder nodig omdat God u militaire macht heeft gegeven. Ga dus op reis zodat uw zonden vergeven zullen worden en wees verzekerd van de onvergankelijke glorie van het hemelse rijk.’

Bron 3: Een fragment uit het boek van de Engelse geleerde Roger Bacon (1267): ‘De oorlog haalt niets uit tegen hen (de ongelovigen). Het is niet de manier om hen te bekeren. Hun zonen die de oorlog overleven, zullen zich des te meer tegen het christelijke geloof gaan verzetten. Bekeringen zullen onmogelijk worden.’