Werkvorm 1 De val van het Romeinse Rijk

Deze werkvorm sluit aan bij Tijdvak 2: Grieken en Romeinen, thema 2 Romeinse Rijk & thema 5 De Germaanse cultuur (van studiopabo.nl). Het eerste deel maak je alleen en het tweede deel doe je samen.

Bij deze werkvorm staat de vraag centraal of de val van het Romeinse Rijk een kwestie van moord of zelfmoord was. Oftewel, is het Romeinse Rijk ten onder gegaan aan interne of externe oorzaken? Beantwoord de onderstaande vragen.

De onderstaande opdrachten doe je alleen

  1. Geef per oorzaak aan of het volgens jou een interne of een externe oorzaak is.
  2. Je gaat elke oorzaak een cijfer geven: 1= minst belangrijk voor de val; 7= meest belangrijke oorzaak voor de val. Je geeft elk cijfer één keer.
  3. Maak van de zeven oorzaken een oorzaak/gevolgschema op een A4.

De onderstaande opdrachten doe je in tweetallen

  1. Bespreek met elkaar per oorzaak of je het eens bent over het soort oorzaak (intern/extern).
  2. Vergelijk de cijfers die jullie hebben gegeven met elkaar.
  3. Wat zijn de meest opvallende overeenkomsten of verschillen?
  4. Tel de cijfers van alle interne oorzaken bij elkaar op en daarna alle cijfers van alle externe oorzaken bij elkaar op. Je krijgt nu een totaalscore. Was de val van het Romeinse Rijk een moord of zelfmoord?

Oorzaak 1: Vanaf de derde eeuw drongen verschillende barbaarse volken het Romeinse Rijk binnen. Keer op keer moesten de Romeinen hun rijk verdedigen tegen volkeren die (een deel van) het Romeinse grondgebied wilden veroveren. In de vijfde eeuw trokken de Vandalen en andere Germaanse stammen het Romeinse Rijk binnen en plunderden zij alle gebieden waar zij kwamen.

Oorzaak 2: De Romeinse keizers waren vaak geen krachtige bestuurders. Verschillende Romeinse keizers werden al snel vermoord, waardoor er in de derde en de vierde eeuw veel burgeroorlogen plaats vonden. Tijdens deze burgeroorlogen werd het Romeinse Rijk niet goed bestuurd en verdedigd.

Oorzaak 3: Het Romeinse Rijk was simpelweg te groot voor de technologie van zijn tijd. Transport- en communicatiemiddelen schoten tekort wanneer er snel gereageerd moest worden. Het leger kon zich niet snel verplaatsen en het duurde lang voordat de bevelen van de keizer het leger bereikten.

Oorzaak 4: Keizer Constantijn zorgde in de vierde eeuw voor een legerhervorming. Voorheen werd het Romeinse Rijk alleen verdedigd aan de grenzen van het rijk. Na Constantijn werden deze grenstroepen ondersteund door reserve-legioenen in strategisch gelegen grenssteden. De soldaten in dit leger bleken zich in de praktijk echter voornamelijk bezig te houden met lekker eten en feesten.

Oorzaak 5: Keizer Diocletianus verdeelde het Romeinse Rijk in twee delen: het West-Romeinse Rijk en het Oost-Romeinse Rijk. Elk van beide rijken werd bestuurd door een keizer en een hulpkeizer. Voordeel: keizers konden sneller ter plekke zijn als er oorlog was. Nadeel: het Romeinse Rijk werd niet meer vanuit één centrale plek bestuurd.

Oorzaak 6: In de vierde eeuw sloten de Romeinen een deal met één van de barbaarse volken: de Visigothen. De Visigothen mochten zich vestigen in het Romeinse Rijk. Daarnaast mochten zij gaan vechten in het Romeinse leger. Toch waren de Visigothen niet tevreden. In 410 plunderden zij onder leiding van Alaric de stad Rome en roofden de hele stad leeg.

Oorzaak 7: In de vierde en vijfde eeuw werden steeds meer inwoners van het Romeinse Rijk christen. Het christendom was een vreedzame godsdienst. Hierdoor zouden steeds minder mensen zin hebben om te vechten. Bovendien waren de christenen meer bezig met het leven in het hiernamaals. Ook hierdoor wilden ze niet meer vechten voor het Romeinse Rijk. Als gevolg ontstond er een tekort aan mankracht.