A-klimaat (tropisch klimaat) – Warm en regenachtig klimaat waarbij de gemiddelde temperatuur van de koudste maand niet lager is dan 18 ºC.
Atmosfeer – De luchtlaag rondom de aarde van ongeveer tien kilometer dik die de warmte vanaf de aarde vasthoud.
B-klimaat (droog klimaat) – Klimaat met een neerslag minder dan 500mm per jaar.
C-klimaat (Gematigd zeeklimaat) – Klimaat waarbij de gemiddelde temperatuur van de koudste maand tussen -3 ºC en 18 ºC ligt en de warmste maand hoger is dan 10 ºC.
Celsius – Temperatuurschaal gebaseerd op het vriespunt (0 ºC) en het kookpunt van water (100 ºC).
D-klimaat (landklimaat) – Klimaat waarbij de gemiddelde temperatuur van de koudste maand lager is dan -3 ºC en de gemiddelde temperatuur van de warmste maand hoger is dan 10 ºC.
E-klimaat (poolklimaat) – Klimaat waarbij de gemiddelde temperatuur van de warmste maand nooit boven 10 ºC komt.
Fahrenheit – Temperatuurschaal in de Verenigde Staten gebaseerd op het vriespunt (32 ºF) en het kookpunt van water (212 ºF).
Klimaat – Het gemiddelde weer (neerslag en temperatuur) van een groot gebied gemeten over een periode van 30 jaar.
Klimaatgrafiek – Een grafiek van een plaats met de gemiddelde neerslag en temperatuur van elke maand in het jaar.
Klimaatsysteem van Köppen – Een systeem om klimaten in te delen op basis van verschil in neerslag en temperatuur wat gebaseerd is op de vegetatie (plantengroei).
Neerslag – Water dat uit de wolken op de aarde valt als regen, sneeuw of hagel.
Weer – De toestand van de atmosfeer (temperatuur, neerslag, wind en zonneschijn) op een bepaalde moment en op een bepaalde plaats.