Op de Olympische Spelen wordt de sprint op de 100-meter baan gedaan (zie figuur 1). Het gaat er hierbij natuurlijk om dat je zo snel mogelijk de finish behaalt (dus 100 meter aflegt). Als je eerste wordt, betekent dat eigenlijk dat je minder tijd nodig hebt dan je tegenstanders om de afstand van 100 meter af te leggen. Je bent namelijk het snelst!
Met dit in ons achterhoofd kunnen we een formule opstellen om de gemiddelde snelheid te bepalen:
en in symbolen:
Hieronder zie je een tabel waarin de grootheden, eenheden en de bijbehorende symbolen zijn weergegeven die je moet kennen.
| Grootheid | Symbool | Eenheid | Symbool |
| gemiddelde snelheid | meter per seconde | m/s | |
| afgelegde afstand |
meter |
m |
|
| tijd |
seconde |
s |
|
| plaats | meter | m |
De gemiddelde snelheid kan ook uitgedrukt worden in kilometer per uur (km/h). Let hierbij op dat de tijd en de afgelegde afstand andere eenheden hebben. Deze worden in de tabel hieronder weergegeven.
| Grootheid | Symbool | Eenheid | Symbool |
| gemiddelde snelheid | kilometer per uur | km/h | |
| afgelegde afstand |
kilometer |
km |
|
| tijd |
uur |
h |
We kunnen de gemiddelde snelheid dus zowel in meter per seconde (m/s) als in kilometer per uur (km/h) uitdrukken. In het dagelijks leven wordt de snelheid, zoals je misschien weet vaak uitgedrukt in km/h. Zo geven snelheidsborden langs de weg aan hoe hard auto's mogen rijden (in km/h). In de natuurkunde wordt er over het algemeen gerekend met de meter per seconde (m/s), maar soms ook met de kilometer per uur (km/h). De eenheid m/s heeft over het algemeen de voorkeur in de natuurkunde, tenzij aangegeven wordt dat de gemiddelde snelheid in km/h uitgedrukt moet worden.
Voorbeeldopdracht 1
Een sprinter loopt de 100 meter in 10,1 s. Bereken zijn gemiddelde snelheid in m/s.
s = 100 m
t = 10,1 s
vgem = = 9,9 m/s
Voorbeeldopdracht 2
Een auto legt een afstand van 120 km af in twee uur. Bereken de gemiddelde snelheid van de auto in km/h.
s = 120 km
t = 2 h
vgem = = 60 km/h