Opbouw van de mond
De mond (os) is anatomisch op de volgende wijze opgebouwd: de mondholte wordt gelimiteerd door de wangen met de kauwspieren, de mondbodemspieren en de lippen. Het dak van de mondholte, dus de grens tussen de mond- en de neusholte, wordt gevormd door het harde gehemelte (palatum durum) en het zachte gehemelte (palatum molle). Aan de achterzijde van het zachte bevindt zich de huig (uvula).
In de mond bevinden zich drie paar speekselklieren:
· oorspeekselklieren (glandula parotis), met afvoerbuizen die uitkomen tegenover de tweede valse kies in de bovenkaak;
· ondertongspeekselklieren (glandula sublingualis), met buisjes in de slijmvliesplooien onder de tongpunt;
· onderkaakspeekselklieren (glandula submandibularis), die achter de onderste snijtanden zitten.