2. Ritmestoornissen

2. Ritmestoornissen

De diagnose van ritmestoonissen op een CCU of IC is makkelijk te maken door een ritmestrook of ECG. Ritmestoornissen die een slechte output genereren zorgen vaak voor een cardiogene shock. BradycardiĆ«n kunnen onstaan bij een 2de of 3de graads AV-block of bij het innemen van teveel betablockers. De Cardiac Outpunt kan hierdoor extreem verlaagd worden. Cardiac Output = hartfrequentie x slagvolume. Wanneer de hartfrequentie halveert betekend dit ook de helft aan Cardiac Output richting alle organen met een cardiogene shock als gevolg. Het hartritme kan door een Atriumfibrilatie of Sinustachycardie veel te  snel gaan, toch resulteerd het niet in een hoge Cardiac Output. Het hart krijgt niet genoeg tijd om zich te vullen en weer uit te pompen. Bij een snelle Atriumfibrillatie mist het hart ook nog de artriale kick die voor 20-30 % van de Cardiac Output zorgt. Dus ook dan kan een cardiogene shock het gevolg zijn. In het onderstaande fimpje word uitgelegd wat een hartritmestoornis is.

De Behandeling van een ritmestoornis ligt aan het ritme. Een Atriumfibrillatie of Sinustachycardie kan soms met een cardioversie worden gereset. De Atriumfibrilatie mag hiervoor niet te lang bestaan omdat de kans bestaat dat er stolsels in de atria ontstaan die tijdens de schok naar andere gebieden schieten. De cardioversie kan ook later gepland plaatsvinden, maar de patiĆ«nt verkeerd dan niet in een cardiogene shock. Op de IC wordt vaak gekozen voor Amiodarone of Digoxine intra veneus om het ritme te vertragen of te resetten. Een te traag ritme kan met Isoprenaline intra veneus versnelt worden en werkt positief dromotroop. Bij een blijvende bradycardie wordt een Pacemaker gegeven om het ritme te versnellen. Wanneer het ritme weer normaal is of de hartfrequentie binnen de normaal waarden dan zal de Cardiac Output en de cardiogene shock ook verbeteren.