Onderstaande begrippen in het blauw zijn begrippen van paragraaf 2.2.
De zwarte begrippen zijn alle andere begrippen van hoofdstuk 2.
Je moet alle begrippen kennen.
1 HAVO/VWO Begrippen hoofdstuk 2
bevolkingsdichtheid = Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer (inw/km2).
bevolkingsspreiding = De verdeling van mensen over een land of gebied.
extensieve veeteelt = Veeteelt met weinig vee per hectare.
intensieve veeteelt = Veeteelt met veel vee per hectare.
irrigatie = landbouw van water voorzien door middel van slootjes
neerslag = Water dat in vaste of vloeibare vorm uit de dampkring op aarde neerkomt.
regentijd = Jaarlijkse periode met veel neerslag in de tropen.
savanne = Landschap in de tropen met lange grassen, afgewisseld met groepjes bomen en struiken.
steppe = Droog gebied waar net genoeg regen valt voor de groei van grassen en lage struikjes.
tropen = Warme luchtstreek bij de evenaar tussen 23½° N.B. en 23½° Z.B.
woestijn = Een erg droog gebied waar bijna niets groeit.
klimaatdiagram = Diagram met de gemiddelde temperatuur en neerslag van een plaats of een gebied.
alpenweide = Hoogtegordel in de bergen met grassen, kruiden en lage struikjes (boven de boomgrens).
bereikbaarheid = De mogelijkheid om een plaats te bereiken.
biodiversiteit = Variatie aan levensvormen in de natuur.
boomgrens = Grens tussen een gebied waar nog wel bomen groeien en waar geen bomen meer kunnen groeien door de lage temperatuur (kouder dan 10 °C in de zomer).
breedtecirkel = Cirkel die plaatsen van gelijke breedteligging verbindt.
breedteligging = De afstand van een plaats tot de evenaar.
cultuurlandschap = Zie ingericht landschap.
dubbelseizoen = Twee keer per jaar een piek in het aantal toeristen.
duurzaam = Ervoor zorgen dat iets altijd blijft bestaan.
eeuwige sneeuw = Gebied waar altijd sneeuw ligt.
etage = Boomkruinen op verschillende hoogten in een bos.
evenaar = Lijn die de aardbol in twee helften verdeelt: het noordelijk halfrond en het zuidelijk halfrond.
gematigde zone = Het gebied tussen de breedtecirkels van 23½ en 66½° N.B. en 23½ en 66½° Z.B. Gematigd wil zeggen: niet te warm en niet te koud.
gemengd bos = Bos waar loof- en naaldbomen door elkaar groeien. Ligt tussen de taiga en de loofboomgordel.
gletsjer = Enorme ijsmassa die langzaam naar beneden schuift.
herbebossing = Het opnieuw aanplanten van jonge bomen na een houtkap.
hoge breedte = De ligging van een plaats ver van de evenaar (meer dan 60°).
hooggebergte = Berggebied met toppen die hoger zijn dan 1.500 m.
hoogtegordel = Zone van plantengroei in een gebergte.
ingericht landschap = Landschap waarin mensen huizen, wegen, akkers, weilanden en andere dingen hebben aangelegd. Heet ook cultuurlandschap.
keerkring = De breedtecirkel van 23½° N.B. en 23½° Z.B.; grens van de tropen.
lage breedte = De ligging van een plaats dicht bij de evenaar (minder dan 30°).
landijs = Laag eeuwige sneeuw op het land die tot ijs is samengeperst.
loofboomgordel = Zone in de gematigde luchtstreek waar loofbomen groeien, zoals eiken en beuken.
luchtstreek = Temperatuurzone op aarde: tropen, gematigde zone en poolstreken.
naaldboomgordel = Zie taiga.
natuurlandschap = Een landschap dat (bijna) niet door mensen is ingericht. Het is puur natuur.
natuurlijke hulpbron = Product uit de natuur dat mensen goed kunnen gebruiken.
noordpoolcirkel = Zie poolcirkel.
ontbossing = Het kappen van bossen.
oorspronkelijke plantengroei = De natuurlijke plantengroei die ergens voorkomt.
permafrost = Altijd bevroren ondergrond.
poolcirkel = De breedtecirkel van 66½° N.B. (noordpoolcirkel) en 66½° Z.B. (zuidpoolcirkel).
poolstreken = Gebied ten noorden van 66½° N.B. en ten zuiden van 66½° Z.B.
reliëf = Hoogteverschillen in het landschap.
rotsgordel = Hoogtegordel waar door de kou en de harde ondergrond bijna geen planten meer groeien.
schaalniveau = De schaal waarop je naar de wereld kijkt: lokaal, regionaal, nationaal, continentaal of mondiaal.
stijgingsregen = Regen bij de evenaar. Ontstaat door opwarming van de lucht, waardoor die lucht gaat stijgen en afkoelen.
taiga = Zone in de gematigde luchtstreek waar naaldbomen groeien. In de winter is het er gemiddeld kouder dan −3 °C. Heet ook naaldboomgordel.
toendra = Boomloos gebied in de poolstreken met begroeiing van grassen, mossen en lage struikjes.
tropisch regenwoud = Dicht, ondoordringbaar bos in de warme en vochtige tropen.
vegetatie = Plantengroei.
zee-ijs = Bevroren zeewater (pakijs en drijfijs).