‘Een celmembraan en een celwand zijn hetzelfde en hebben daarom ook dezelfde functie’’
Toelichting misconcept
Leerlingen denken vaak dat de celwand en het celmembraan hetzelfde zijn. Er is echter een groot verschil in de opbouw en de functie van een celmembraan en een celwand. Het celmembraan komt bij alle cel soorten voor. Het is een laagje om de cel heen die de binnenkant van een cel scheidt van de buitenkant. Bovendien helpt de celmembraan bij de inport en export van stoffen in en uit de cel. De celwand komt voor bij planten, schimmels en Bacteriën. De celwand is een stevige laag en zit om de celmembraan heen. Het voor de vorm en de stevigheid van een cel. Een celmembraan bestaat uit fosfolipiden en een celwand uit vezels. Bovendien komt een celwand niet bij de dierlijke cellen voor.
Hoe is deze misconcept tot stand gekomen?
Omdat beide onderdelen het buitenste deel van een cel omringen, kan een leerling beide onderdelen als hetzelfde beschouwen. Bovendien wordt het celmembraan en de celwand even dik en dicht op elkaar getekend op de afbeeldingen van het handboek, waardoor het moeilijk is om beide onderdelen te onderscheiden. Een andere reden voor het ontstaan van deze misconcept kan zijn dat niet alle cellen een celwand hebben. Tijdens het leren kan een leerling deze informatie over het hoofd zien en beide lagen voor hetzelfde aannemen. Het laatste argument voor het ontstaan van deze misconcept kan zijn dat de leerling in de war is met het woord ‘wand’. Dit begrip staat voor een muur of een grens. Daarom worden alle buitenste lagen van de cel gezien als een celwand.
Hoe kunnen wij deze misconcept verhelpen?
Als docent speel je een grote rol bij het voorkomen van deze misconcept. Je kan het volgende doen:
Waarom werkt ons voorstel?
Leerlingen vinden het moeilijk om vakgebonden begrippen te onthouden, omdat zij deze niet in het dagelijkse leven horen en/of toepassen. Begrippen die alleen voor bepaalde vakken worden gebruikt, vallen onder de term ‘schooltaal’ (Corver,1996). Zo horen de woorden celmembraan en celwand ook bij de schooltaal. Scholieren gebruiken deze termen alleen tijdens het vak biologie. Door als eerst de begrippen en de betekenis van deze begrippen uit te leggen, zal de leerling oefenen met de schooltaal. Wanneer het begrip correct is aangeleerd, kan de leerling het woord koppelen aan een onderdeel van de lesstof. Volgens leraar24 Kan een leerling vastlopen in zijn leerproces als hij een verkeerd idee heeft van de leerstof (redactie leraar24, 2020). De termen membraan en wand kunnen door de leerlingen als hetzelfde worden gezien. Daarom willen wij met onze aanpak de leerlingen het verschil tussen beide onderdelen duidelijk maken. Een misconcept kan worden verholpen als de leerling de fout zelf ontdekt (Ecent, 2022). Door na afloop van de uitleg de leerlingen de opdracht te geven om de overeenkomsten en verschillen tussen de cel soorten op te laten schrijven, willen wij erachter komen of deze misconcept is verholpen.
Doelstelling |
De leerlingen moeten de onderdelen van plantaardige-, dierlijke-, schimmel- en bacteriecellen kennen. Iedere soort cel heeft eigen onderdelen die we organellen noemen. In deze les gaan de leerlingen zich verdiepen in de verschillende soorten cellen. Leerlingen kunnen denken dat de celwand en het celmembraan hetzelfde zijn. Om deze misconcept te verhelderen, moet de docent de organellen goed aan de leerlingen uitleggen. De leerlingen moet weten dat alle cellen een celmembraan hebben en op een dierlijke cel na alle cellen ook een celwand hebben. De leerling kan na deze les:
|
Beginsituatie |
Wat weten de leerlingen al? De leerlingen weten wat organen en weefsels zijn. Ze kennen de definitie van een orgaanstelsel en kunnen een aantal orgaanstelsels opnoemen. Ze kennen de onderdelen van een microscoop en weten wat een preparaat is. Welke methode, thema en basisstof? Welke materialen heb ik nodig?
Wat moet ik van tevoren regelen? Het bord moet aan en de modellen moeten geregeld worden en op tijd klaarstaan in het lokaal. Welke groeperingsvormen ga ik gebruiken? Iedereen is gedurende de hele les individueel aan het werk. |
Onderwijs en leermiddelen |
Ik start met een terugkoppeling naar de vorige les. Ik begin de uitleg met iets als: ‘’Je weet nu dat je lichaam is opgebouwd uit kleine steentjes genaamd cellen, maar hebben deze ook nog iets nodig om te werken?’’. De rol van de leerling moet tot de conclusie komen (doel) dat er nog kleinere onderdelen zijn die binnen in cellen werken. Vervolgens ga ik als eerst de onderdelen van de plantaardige cel opnoemen en de bijbehorende functie uitleggen. Vervolgens leg ik het verschil tussen een wand en een membraan uit en laat het in de cel zien aan de hand van het plaatje in het boek. Ik laat zien waaruit een celmembraan en een celwand is opgebouwd. Vervolgens leg ik de onderdelen van de dierlijke-, schimmel- en bacteriecellen uit. Zo zien de leerlingen meteen de verschillen tussen de verschillende soorten cellen. |
Bepaling van de resultaten |
Na de uitleg geef ik de leerlingen de opdracht om de verschillende cellen met elkaar te vergelijken en de overeenkomsten en verschillen tussen de cellen te noteren. Dit doe ik met behulp van een Fenn diagram (zie hieronder). Tijdens het bespreken van de opdracht leg ik nogmaals de nadruk op het feit dat een dierlijke cel alleen een celmembraan aan de buitenzijde heeft. Het maken van een fenn diagram Toelichting: De leerlingen moeten onderdelen van verschillende soorten cellen kennen. Zij moeten de overeenkomende kenmerken en de specifieke kenmerken van de cellen herkennen. Ik ga doormiddel van een fenn diagram de onderdelen zichtbaar maken, zodat de leerlingen zich bewust worden van welke onderdelen specifiek zijn voor een bepaalde cel en welke onderdelen beide cellen hebben. Opdracht: Ik zal op het schoolbord een fenndiagram laten zien en de stencils uitgedeeld waarop het fenn diagram met daaronder kolommen staat weergeven. De leerlingen moeten de volgende cellen met elkaar vergelijken:
Ik zal de opdracht achteraf klassikaal bespreken en de antwoorden op het bord weergeven, zodat de leerlingen kunnen controleren of ze de opdracht goed hebben uitgevoerd. Instructie voor de leerlingen: We hebben zojuist de onderdelen van de cellen besproken. Noteer de kenmerken van de volgende cellen in de kolommen. In de middelste kolom waarop ‘overeenkomsten’ staat moet je de kenmerken noteren die beide cellen hebben. Vergelijk de volgende cellen met elkaar:
|
Opdracht Fenn diagram
Onderdelen van een dierlijke cel |
Overeenkomsten (welke onderdeel hebben beide cellen) |
Onderdelen van een plantaardige cel |
|
|
|
Corver, N. (1996). Taalbeleid maakt schooltaal begrijpelijker; Het Instrument taalbeleid vo als hulpmiddel. Levende talen magazine, blz. 83.
Ecent/Elwier. (2022). Misconcepten. Ecent/Elwier Lerarenopleidingen Science en Wiskunde/Rekenen. Geraadpleegd op 9 november 2022, van: https://elbd.sites.uu.nl/2017/05/07/misconcepten/
Redactie leraar24 (2020). Misconcepten: zo zet je leerlingen op het juiste spoor. Leraar 24. Geraadpleegd op 9 november 2022, van: https://www.leraar24.nl/307845/misconcepten-zo-zet-je-leerlingen-op-het-juiste-spoor/