Om seismoloog te worden zal je een aantal stappen moeten doorlopen. Je maakt de volgende onderdelen:
1. Voorbereiding
2a. Structuur Aarde
2b. Ontstaan aardbeving
2c. Oplossingen gevolgen aardbeving voorkomen
3. Eindopdracht om seismoloog te worden
Leerdoelen:
- Je kunt benoemen uit welke delen de binnenkant van de aarde is opgebouwd
- Je kunt verklaren hoe de processen binnenin de aarde het ontstaan van een aardbeving kunnen veroorzaken
- Je kunt benoemen welke gevolgen een aardbeving kan hebben
- Je kunt oplossingen bedenken tegen de gevolgen van een aardbeving (havo/vwo)
1. Voorbereiding; beantwoord de volgende vragen:
1. Op welk ambitie niveau wil jij deze badge afronden?
2. Welke leerspieren wil jij extra gaan inzetten bij het maken van deze badge?
3. Maak een mindmap met daarin alle kennis die jij al hebt over aardbevingen.
2a. Structuur Aarde
Lees onderstaande tekst en bekijk het filmpje. Beantwoord daarna de vragen. Noteer het antwoord in je keynote.
Opbouw aarde
De aarde is, van binnen naar buiten, opgebouwd uit:
- de binnenkern
- de buitenkern
- de mantel
- de aardkorst
De kern van de aarde is heel heet, wel 5000 °C, en hij bestaat uit ijzer. In de binnenkern is de druk zo groot dat het ijzer daar een vaste bal vormt. In de buitenkern is de druk minder groot, waardoor het ijzer in deze laag vloeibaar is.
De aardmantel bestaat uit gesteente. Dat gesteente is zo heet, dat het ook vloeibaar is. De buitenste schil van de aarde is hard. Dit is de aardkorst.
De aardkorst is ongeveer 40 kilometer dik en bestaat uit twee soorten platen:
De aardkorst verandert door natuurkrachten voortdurend van vorm. Er zijn krachten die van binnenuit op de aardkorst inwerken, denk aan vulkanisme en aardbevingen. Deze krachten noem je endogene krachten. Er zijn ook krachten die van buitenaf op de aardkorst inwerken, denk aan planten, wind, regen, vorst en water. Deze krachten noem je exogene krachten.
De platen hebben de afgelopen 200 miljoen jaar over de aarde gezworven en bewegen nu nog. Het bewegen van die platen heet plaattektoniek.
De mantel bestaat uit een stroperige massa gesteente die magma heet. Omdat de temperatuur tussen de kern van de aarde en de aardkorst verschilt, beweegt het magma voortdurend. Die bewegingen heten convectiestromen.
De aardplaten drijven op het magma. Convectiestromen kunnen er dus voor zorgen dat aardplaten gaan schuiven.
Er zijn drie soorten bewegingen:
2b. Ontstaan aardbeving
Door het langdurig langs elkaar bewegen van twee platen ontstaat een grote spanning.
Die spanning kan zo hoog worden dat de platen ineens losschieten.
Zo'n plotselinge stap geeft soms een enorme schokgolf: een aardbeving.
Bekijk dit filmpje over aardbevingen en dit filmpje over tsunami's.
Bekijke deze video.
Als twee platen langs elkaar heen bewegen, spreek je van transforme platen. Het langs elkaar bewegen van twee stukken aardkorst gaat niet geleidelijk, maar in schokken. Hierdoor ontstaan aardbevingen. De aardkorst scheurt en er ontstaan breuken. Langs de westkust van de Verenigde Staten (vlakbij San Francisco) vind je twee langs elkaar heen bewegende platen. Het gebied wordt regelmatig getroffen door aardbevingen. (San Andreasbreuk)
Onderzoek
Bestudeer alle tabbladen van deze website goed.
2c. Oplossingen gevolgen aardbeving voorkomen
Alleen voor leerlingen met een havo/vwo ambitie.
Je gaat zelfstandig een onderzoekje uitvoeren waarbij je gaat uitzoeken welke oplossingen er zijn om grote gevolgen van een aardbeving te voorkomen.
De uitkomst van je onderzoek verwerk je in een pitch.
3. Eindopdracht om seismoloog te worden
De eindopdracht bestaat uit drie proeftoets vragen.
De aardkorst is niet één geheel, maar bestaat uit verschillende platen.
Die platen bewegen ten opzichte van elkaar.
Soms bewegen twee platen. Dat gebeurt niet geleidelijk maar in plotselinge stappen.
Zo'n plotselinge stap geeft soms een enorme schokgolf: een aardbeving.
Vraag 1. Lees de volgende stellingen en geef het juiste antwoord.
A. Beide zijn waar.
B. I is waar, II is niet waar.
C. I is niet waar, II is waar.
D. Beide zijn niet waar.
Vraag 2. Zeebeving Indische Oceaan 2004
Op zondag 26 december 2004 vond een zeer zware ... 1 ... plaats in de Indische Oceaan, die een vloedgolf veroorzaakte die zich in verschillende richtingen over de Indische Oceaan verplaatste met ongeveer 230.000 doden als gevolg.
De catastrofe wordt gezien als een van de ergste natuurrampen in de recente geschiedenis.
Bij deze zware ... 1 ... ontstond een vloedgolf of ... 2 ... die zich in verschillende richtingen over de Indische Oceaan verplaatste met een snelheid tot 900 km per uur.
Waar de vloedgolf op land stuitte kon deze door het ondiepere water een hoogte van 10 meter bereiken.
A. 1 = aardbeving 2 = zeebeving
B. 1 = zeebeving 2 = tsunami
Vraag 3.
Sommige gebieden op de aarde zijn duidelijk niet stabiel en rustig, denk maar aan de aardbevingen in Turkije en Iran of de vulkaanuitbarstingen in Japan en Indonesië.
Deze gebieden liggen vaak aan de rand van 'platen', zoals de verschillende stukken van de aardkorst heten. Deze platen bewegen ten opzichte van elkaar en dat kan op drie manieren: uit elkaar, langs elkaar en tegen elkaar.
Aardbevingen hebben te maken met de beweging van breuken. Daarom vinden aardbevingen ook niet zo maar overal plaats. Een kaartje van de aardbevingen in Nederland en omgeving (zie hierboven) laat zien dat ze geconcentreerd voorkomen langs bepaalde zones: breukzones. Die breuken en aardbevingen hebben dus alles met de botsing van Europa en Afrika te maken.
In tegenstelling tot de bevingen in Groningen en rond Alkmaar: die worden veroorzaakt ……
A. doordat de spanning in de aardkorst zo hoog is dat breuken bewegen. Op het moment dat dat zo is, beweegt de breuk met een schok: er ontstaat een aardbeving.
B. doordat we gas uit de ondergrond pompen. Daardoor 'krimpt' de ondergrond een beetje en dat gaat met lichte (tot 3.0 op de schaal van Richter) aardbevingen gepaard.