Betekenis opzoeken: woord opzoeken op internet

1. Omschrijving deelvaardigheid + SMART leerdoelen

SMART leerdoel:

Aan het einde van de les kan de student:​

Omschrijving deelvaardigheid:

Als de student de betekenis van een belangrijk woord in een tekst niet kent, kan hij/zij een de betekenis van een woord opzoeken. Middels de deelvaardigheid 'Woord opzoeken op internet' kan de student de betekenis van een onbekend woord het snelst online vinden.

Door deze deelvaardigheid kan de student op een snelle en doelgerichte manier op een betrouwbare, overzichtelijke website zoals vandale.nl, nl.wiktionary.org en woorden.org de betekenis van woorden vinden.
Daarnaast moet de student zich ervan bewust zijn dat er verschillende betekenissen voor één woord bestaan (homoniemen). De student kan vervolgens bepalen welke betekenis van het opgezochte woord het best in de tekst/context past waar het woord in staat.

 

2. Misconcepties

Volgens collega's en mijn eigen ervaring komt het regelmatig voor dat studenten de onderstaande fouten maken. Tijdens de uitleg moet er dus geanticipeerd worden deze misconcepties:

- Studenten kiezen een foute betekenis van het woord dat zij hebben opgezocht, want de definitie past niet in de tekst/context waar het woord zich in bevindt. Wanneer studenten een woord opzoeken dat meerdere definities heeft kunnen zij, vaak door snelheid en/of slordigheid, een betekenis van het woord kiezen dat niet in de zin past.
Neem bijvoorbeeld het eenvoudige voorbeeld 'bank'. Dit woord heeft twee betekenissen:
1) Een instelling waar mensen geldzaken kunnen regelen;
2) Een zitmeubel voor meer dan één persoon.
Als een student dan de volgende zin krijgt: 'Katie gaat zitten op de bank.' en de student vult de betekenis van 'bank' in met de eerste betekenis, dan definieerd hij/zij 'bank' in deze zin fout.
De student moet dus goed de context lezen waar het woord in staat, want dan kan de juiste betekenis gekozen worden.

- Studenten kiezen een onbetrouwbare site en krijgen een onjuiste of onvolledige definite van een woord. Het kan ook zijn dat een site maar één van de vele definities van een woord geeft, waardoor de juiste definitie voor de context waarin het woord staat ontbreekt. De studenten moeten dus betrouwbare websites gebruiken waar zij woorden op kunnen zoeken, zodat de definities juist en compleet zijn.

- Studenten typen een onbekend woord in een zoekmachine zoals Google en klikken op enter, waardoor zij veel resultaten krijgen die met dat woord te maken hebben, maar geen definitie vinden. Studenten moeten dus te allen tijde een woordje zoals 'betekenis' of 'definitie' achter het op te zoeken woord typen, zodat zij de betekenissen van dat woord in beeld krijgen.

 

3. Keuze en verantwoording manier van toetsen

Testen of de studenten de deelvaardigheid 'Opzoeken op internet' beheersen doe ik middels de digitale tool Lesson Up.

De studenten zien een zin op de Lesson Up slide waar een moeilijk woord in staat. Vervolgens zoeken zij de definitie op en zenden hun antwoord met bron (met link) in. Dan verschijnen er kaartjes op het bord met de namen van de studenten erop. Wanneer ik op een kaartje klik, verschijnt het antwoord en controleer ik met de klas of dit antwoord klopt. Het kan namelijk zo zijn dat de student een definite heeft gekozen die niet in de context van de zin past of een onbetrouwbare bron heeft gebruikt.
Zo behandel ik klassikaal een willekeurig aantal definities en benoem ik het juiste antwoord.

In Lesson Up gebruik ik de functie van open vragen, zodat de studenten zo uitgebreid als ze zelf willen de definitie van een woord kunnen noteren. Zo moeten de studenten volledig zelfstandig een goede definitie opzoeken en nagaan of dit juist is. De studenten mogen een definitie kopiëren vanaf een website en noteren de link van de gebruikte bron bij hun definitie.

Door op deze manier de deelvaardigheid te toetsen, kan ik direct nadat de studenten hun antwoord hebben ingezonden controleren of de antwoorden correct zijn. Wanneer er veel fouten worden gemaakt, kan ik hen gelijk corrigeren en uitleggen hoe zij zichzelf kunnen verbeteren.

De studenten moeten voor zichzelf bijhouden hoeveel vragen zij goed hadden. Dit posten zij tot slot in de laatste dia, zodat de resultaten van de hele klas zichtbaar worden.

 

4. Formatieve toets

5. Mogelijke vervolgstappen

Als de student de formatieve toets van deze deelvaardigheid heeft gemaakt, moet hij/zij de onderstaande vervolgstappen doorlopen:

- Formatieve toets niet gehaald: de student gaat in de methode Nu Nederlands Online de extra module doorlopen die bij dit onderwerp hoort. In deze module staan kennisclips waarin de stof nog eens wordt uitgelegd. Deze wat uitgebreidere video's kunnen de student helpen om de stof beter te begrijpen. Vervolgens maakt de student de extra opgaven die op niveau worden aangeboden. Als de student deze opgaven goed maakt, gaat het niveau omhoog. Op deze manier wordt de student begeleid in het werken naar het gewenste resultaat. Doordat het programma opgaven geeft die net boven het niveau van de leerling zitten, bevinden de studenten zich steeds in de zone van naaste ontwikkeling. Hierdoor wordt het taal- en handelingsniveau van de studenten uitgebreid (Wij-leren, 2022). Wanneer het programma aangeeft dat de student de deelvaardigheid beheerst kan hij/zij verder naar de stap hieronder.

- Formatieve toets wel gehaald: de student beheerst deze deelvaardigheid. De student moet deze deelvaardigheid en de andere twee deelvaardigheden die hij/zij heeft geleerd echter wel onderhouden, want anders raakt hij/zij ze langzaam kwijt. De eindtoets is de volgende stap in het leerproces, dus de student moet ook de stof van deze deelvaardigheid leren en oefenopgaven maken in de methode van Nu Nederlands Online. Door alle deelvaardigheden op deze manier uiteindelijk meerdere keren te herhalen, behoudt de student deze vaardigheden (Bonset, De Boer en Ekens, 2019).