Als de paring is gelukt en de eicellen hebben zich ingenesteld spreken we over een dracht. De lengte van de dracht bij dieren is heel wisselend. Sommige dieren hebben een korte draagtijd, een muis draagt ongeveer 19 tot 21 dagen, terwijl een olifant een draagtijd heeft van twee jaar.
De draagtijd hangt ook af van hoe het dier in de natuur leeft. Moet het na de geboorte direct mee met de kudde of de groep, dan moeten de jongen zelfstandig kunnen lopen. Andere dieren zijn bij de geboorte nog kaal, blind en hulpeloos en blijven de eerste tijd veilig in het nest.
Ook is de hoeveelheid jongen per worp per diersoort verschillend. Dieren die normaal gesproken 1 jong krijgen per wordt een unipaar genoemd. Dieren die grotere worpen hebben van twee of meer jongen per keer noemen we multipaar.
dracht van dieren
Hoe noemen we de dieren die achterblijven in het nest totdat ze groot genoeg zijn om het nest te verlaten? En hoe wordt het genoemd als een dier normaliter maar 1 jong per worp heeft? In de paragraaf wordt hier antwoord op gegeven.
In deze les gaan we aan de slag met een stukje paring en bevruchting, maar ook de dracht van het dier. We gaan verschillende dieren bekijken en je werkt die informatie verder zelfstandig uit. Je mag zelf kiezen met wie je de opdracht uit gaat voeren. Je kunt kiezen uit een aantal diersoorten. Je bepaald zelf welk diersoort je gaat onderzoeken.
Voordat je met de opdracht aan de gang gaat, krijg je hieronder nog wat informatie zodat je de opdracht kunt uitvoeren.
In de vorige lessen hebben we het gehad over de verschillende manieren waarop dieren bronstig worden. Je weet nu dat hierin heel veel verschil in zit. De duur, de lengte van de verschillende fasen van de bronstcyclus zijn per diersoort anders. Daarnaast is er nog een verschil in short-daybreeders en long-daybreeders.
We gaan kijken naar de inwendige bevruchting. Dit is vooral bij zoogdieren het geval. De eicellen die rijp zijn komen vrij uit de eierstokken. De daadwerkelijke bevruchting gebeurd in eileider. Als de zaadcel de eicel is binnengedrongen, ontstaat er een laagje om het ei celletje waardoor andere zaadcellen hier niet meer naar binnen kunnen. Op dat moment begint het klompje cellen, dit is de bevruchte eicel, te delen. Al delend wordt het klompje cellen richting de baarmoeder vervoerd. Daar hecht het zich in de baarmoederwand en nestelt zich hier in.