3.4.1 Opdrachten

  1. Het is vaak niet zo makkelijk om de geluidssterkte goed te schatten. Vaak kunnen we wel aangeven of de éne geluidsbron meer geluid produceert dan een andere geluidsbron.
  1. Waarmee kun je de geluidssterkte precies meten?
  2. In welke eenheid wordt de geluidssterkte uitgedrukt?

 

  1. Je meet de geluidssterkte van twee dezelfde scooters die evenveel geluid produceren. De geluidssterkte die je meet is 90 dB. Plotseling valt de motor van één van de scooters uit. Hoeveel dB zal de decibelmeter nu aangeven?

     

  2. In een klas van 32 leerlingen wordt een geluidssterkte gemeten van 72 dB. Elke leerling maakt dezelfde hoeveelheid aan geluidssterkte. Laat aan de hand van een berekening zien wat de geluidssterkte van één leerling is. (Doe dit door eerst te berekenen hoeveel geluid 16 leerlingen produceren, dan 8 leerlingen, enzovoort.

     

  3. De auto’s tijdens de spits op een doorgaande weg produceren veel geluid. Volgens de geluidsnormen mogen huizen aan de buitenkant niet meer dan 57 dB geluid ontvangen van de auto’s. Deze geluidssterkte meet je op een afstand van 400 m van de doorgaande weg.
  1. Bereken de geluidssterkte op 200 m afstand.
  2. Bereken de geluidssterkte op 25 m.
  1. Bekijk de grafiek hieronder. In het meest linker gedeelte loop je geen gevaar voor gehoorbeschadiging. In het middelste gedeelte van de grafiek krijg je wel last van je oren, maar geen blijvende gehoorschade. Het donkergrijze gedeelte zorgt voor blijvende gehoorschade. Uit de grafiek kan je aflezen dat bij 90 dB na iets meer dan 3 uur blijvende gehoorbeschadiging kan optreden.

  1. Na hoeveel tijd kan er bij 95dB blijvende gehoorschade op optreden?
  2. Waaraan kan je zien dat vuurwerk (130dB) directe blijvende gehoorschade kan veroorzaken?
  3. Een muzikant van een groot orkest ontvangt een constante geluidssterkte van 85dB tijdens het repeteren van de muziekstukken. Is het verstandig om dan geen gehoorbeschermers te dragen? Schrijf op waarom je dat vindt.
  4. Hoelang kunnen de muzikanten repeteren zonder dat er blijvende gehoorschade optreedt?

     

  1. Veel leerlingen fietsen naar school met oordopjes in hun oren. Ze luisteren graag naar hun favoriete muziek tijdens de lange rit naar school. Om te controleren of je geen risico loopt op een gehoorschade meet je de geluidssterkte van één oortje. Je meet een geluidssterkte van 80dB.
  1. Leg uit of je nu gerust kunt zijn.
  2. Tijdens de meting van de geluidssterkte van het oortje was de afstand tussen de dB-meter en het oortje 16 cm. Als je muziek luistert is de afstand tussen oortje en trommelvlies ongeveer 1 cm. Bereken welke geluidssterkte de trommelvlies ontvangt als je muziek luistert.
  3. Controleer je antwoord bij a nog eens. Ben je het nog steeds eens met je antwoord? Of moet je hier op terugkomen na je berekening in vraag b.

 

  1. In Almelo staan veel huizen op een afstand van 50 m van het spoor. Ook deze huizen hebben een norm dat ze niet meer dan 57dB mogen ontvangen. De treinen produceren zoveel geluid dat deze geluidsnormen worden overschreden. Om de bewoners tegemoet te komen heeft de gemeente voorgenomen om geluidsschermen te plaatsen. De hoogte van deze schermen liggen tussen de 1 m en de 6 m, dit is afhankelijk van de afstand van het spoor naar de huizen.

    Elke meter aan hoogte van het geluidsscherm zorgt er voor dat de geluidssterkte na het scherm met 4dB afneemt.

  1. Bereken de geluidssterkte op 50 m als er een geluidssterkte wordt gemeten van 63dB op een afstand van 200 m.
  2. Bereken hoe hoog het geluidsscherm moet zijn als de huizen op een afstand van 50 m aan de norm van 57dB moeten voldoen.
  3. Bereken hoe dicht de huizen aan het spoor gebouwd mogen worden als er een scherm van 6 m hoog staat.