Rekenvaardigheid: Rekenen met formules

Bij deze opdrachten kun je gebruik maken van de volgende formules:

T = 1/f

v= s/t

 

Bij deze opdrachten maak je altijd gebruik van het stappenplan voor rekenvragen!

 

  1. Een snaar trilt 357 keer in 1 seconde. Bereken de trillingstijd van deze snaar.
  2. Het vel van een trommel maakt in 0,087 s exact 2 trillingen. Bereken de trillingstijd
  3. Daphne Schippers liep bij de OS in Rio naar een tweede plaats op de 200 m in een tijd van 21.88 seconde. Bereken de snelheid van Daphne.
  4. Een rit met de auto van Enschede naar Almelo duurt 34 min. De afstand die wordt afgelegd is 43 km. Bereken de snelheid van de auto.
  5. Gebruik de systematische aanpak voor het oplossen van rekenvragen. Bereken de trillingstijd als de frequentie:
    1. 22 Hz is
    2. 1,095 * 103 Hz is
    3. 0,17 Hz is
    4. 24 kHz is
    5. 0,89 kHz is
  6. Gebruik de systematische aanpak voor het oplossen van rekenvragen. Bereken de frequentie als de trillingstijd:
    1. 59 s is
    2. 0.0049 s is
    3. 6,7 *10-3 s is
    4. 178 ms is
    5. 0,4 ms is
  7. Een kolibrie kan in een minuut tot wel 4800 bewegingen op en neer maken met zijn vleugels
    1. Bereken de frequentie van de vleugels
    2. Bereken de tijd die een kolibrie over 1 heen en weer beweging maakt
    3. Bereken hoeveel slagen een kolibrie maakt in 8,16 sec
  8. Bij onweer wordt vaak gezegd dat je de tijd moet tellen tussen de bliksem en de donder. Voor elke 3 seconde mag je dan rekenen op een kilometer afstand tussen het onweer en waar jij bent.
    1. Bereken of deze bewering klopt. Ga hierbij uit van lucht van 20 oC. Gebruik de systematische aanpak voor het oplossen van rekenvragen.
    2. Bereken hoe groot de afstand zou zijn als de lucht van helium was. Gebruik de systematische aanpak voor het oplossen van rekenvragen.
  9. Bereken de afstand tot een onweersbui. Gebruik de systematische aanpak voor het oplossen van rekenvragen.
    1. Als er 22 s zit tussen de flits en de donder, ga uit van 20 oC
    2. Als er 22 s zit tussen de flits en de donder, ga uit van 0 oC
    3. Als er 0,45 min zit tussen de flits en de donder, ga uit van 20 oC
    4. Als er 0.578 s zit tussen de flits en de donder, ga uit van 40 oC
  10. Je staat bij een echoput op een koude dag. Je schreeuwt in de echoput en hoort iets later je echo. Je gaat de diepte van de put onderzoeken. Je meet de tijd die het geluid er over doet om bij je terug te komen. Dit blijkt 0,4828 s te zijn.
    1. Bereken hoeveel afstand het geluid in die tijd af kan leggen. Gebruik de systematische aanpak voor het oplossen van rekenvragen.
    2. Bereken de diepte van de put
    3. Als je weg loopt vind je een bordje met informatie over de echoput. Deze blijkt 75,3 m diep te zijn.  Wat zegt dit over de snelheid van het geluid en de temperatuur tijdens je meting?
  11. Bij de finale op de 100 m hardlopen staat de starter bij baan 1. De loper op baan 1 staat 2 meter bij de starter vandaan. De loper op baan 8 staat 22 m bij de starter vandaan. Bereken hoeveel later de loper op baan 8 het startschot hoort dan de loper op baan 1. Ga er vanuit dat het die dag 20oC is.