5. Leg uit of de volgende frequenties hoorbaar zijn voor mensen. Maak hierbij gebruik van bron 4
a. f = 16 Hz
b. f = 2900 Hz
c. f = 21000 Hz
d. f = 1,0 kHz
e. f = 23 kHz
f. f = 2400 kHz
6. Leg uit of de volgende frequenties hoorbaar zijn voor honden, dolfijnen of vleermuizen. Maak hierbij gebruik van bron 4
a. f = 16 Hz
b. f = 2900 Hz
c. f = 21000 Hz
d. f = 1,0 kHz
e. f = 23 kHz
f. f = 2400 kHz
7. Als je ouder wordt gaat je gehoor achteruit. Hieronder staan een aantal frequenties. Beantwoord met behulp van bron 5 of jij, je docent en iemand van 80 deze tonen kunnen horen. Zet je antwoord in een overzichtelijke tabel.
a. f = 19 kHz
b. f = 17 000 Hz
c. f = 15 000 Hz
d. f = 10 kHz
e. f = 5 kHz
8. Geef de onderstaande verbanden kwalitatief weer in een als dan zin. Voorbeeld van een als dan zin is: Als ik meer muntjes op de weegschaal leg dan wordt de massa groter.
a. Dikte van een snaar en de frequentie.
b. Lengte van de snaar en de frequentie
c. Lengte van de luchtkolom en de frequentie