We gaan wat grammatica herhalen.
In het Nederlands hebben we de lidwoorden: de, het en een.
In het Duits zijn er (net zoals in het Nederlands) drie geslachten voor (lid)woorden: mannelijk, vrouwelijk en onzijdig. Verder zijn er bepaalde lidwoorden (zoals 'de' of 'het' in het Nederlands) en onbepaalde lidwoorden (zoals 'een' in het Nederlands).
Het is moeilijk te weten of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. Daarom is het belangrijk dat je het lidwoord van de woordjes die je leert ook kent. Er zijn gelukkig wel een paar regeltjes die je kunnen helpen.
In het vorige blok heb je geleerd over zelfstandig naamwoorden en lidwoorden. Je hebt ook geleerd over Duitse lidwoorden der, die en das. Dit is belangrijk, omdat je in het Duits alle zelfstandig naamwoorden met een hoofdletterschrijft.
Dus alle woorden, waar je der, die of das voor kunt zetten: bijv. der Mann, die Frau, das Kind, das Schönste [=het mooiste], das Wichtigste [= het belangrijkste]
In de onderstaande tekst missen de hoofdletters, schrijf de tekts over met hoofdletters.
Je gaat aan de gang met werkwoorden haben, sein en regelmatige werkwoorden in het Duits.Een herhaling kan geen kwaad.
Grammatik: naamvallen
Ja, daar gaan we. je hebt het weleens gehoord van je moeder of broer. De naamvallen dat is zo moeilijk. Maar we gaan het toch doen. Wat zijn dat eigenlijk? En waar heb je het voor nodig?
In het Duits zijn er vier naamvallen:
Hier ga je alle naamvallen nog oefenen.
Naamvallen zonder voorzetsels (ontleden)
Opdracht 1:
Opdracht 2: Schrijf de volgende zinnen over in een Pages document en vul bij A de juiste uitgangen en bij B de juiste vorm van het persoonlijk voornaamwoord in.