Manier 1
Je gebruikt bepaalde delen van een bron en verwerkt deze in je tekst. Je leest het werk van de ander als inspiratie en schrijft daarna je eigen tekst.
Manier 2
Je neemt stukjes van de tekst letterlijk over. Dit heet citeren. Als je dit doet moet je dat citaat tussen "aanhalingstekens" zetten. Zo ziet de lezer dat je dit deel niet zelf hebt geschreven.
Algemeen
Op het einde van je werkstuk zet je een bronnenlijst. Dit is een overzicht van alle bronnen die je geraadpleegd (gelezen, bekeken) hebt. Om deze lijst te maken, moet je de richtlijnen volgen.
Hoe je die lijst maakt, leren we straks in dit leerpad.