Met subsidie van NWO is het Groninger Instituut voor Archeologie een groot onderzoek gestart naar de manier waarop de prehistorische mensen omgingen met hun vee. Door onderzoek te doen naar botten van oerossen en runderen. Botten die niet verkregen zijn door nieuwe opgravingen maar door 'graafwerk' in depots. Provinciale depots, depots van musea en universiteiten. Bijvoorbeeld van oude opgravingen in Swifterbant. Botmateriaal en tanden en kiezen. Het materiaal uit deze opgavingen is opnieuw onderzocht met verschillende nieuwe onderzoeksmethoden.
Onderzoek van dierlijk bot begint met het bepalen van de soort. Is het bot van een rund, varken of schaap? En welk deel van het dier is het? Daarvoor heeft de universiteit een enorme vergelijkingscollectie ter beschikking, met botten waarvan veel gegevens bekend zijn. Alle archeologische vondsten worden namelijk nauwkeurig beschreven en deze gegevens kunnen van belang zijn bij het onderzoek. Gegevens over leeftijd, de plek in het landschap en de diepte waar het bot is opgegraven. Daarbij geldt dat hoe dieper het bot is gevonden hoe ouder het is. Als een opgraving onder vochtige omstandigheden plaatsvindt, bijvoorbeeld in klei of veen, is botmateriaal meestal goed bewaard gebleven. Al deze informatie kan gebruikt worden bij het onderzoek. Hieruit kun je met slimme methoden en combinaties van technieken informatie achterhalen.
Zoals gezegd gebruikten de onderzoekers dierenbotten die zijn gevonden bij archeologische opgravingen die in het verleden zijn uitgevoerd en opgeslagen in depots. Bijvoorbeeld materiaal van de opgraving bij Swifterbant.
Hieronder een kijkje hoe dat rond 2010 plaatsvond.
Archeologen aan het werk op de veldlocatie N23. Hier vond in 2010 een bijzondere opgraving plaats. Op ongeveer 3 meter onder het maaiveld ligt een duintop. Op deze duintop hebben ongeveer 7.000 jaar geleden al mensen gewoond.
https://youtu.be/VhHz-EMdhDE