Resultaten

Bron: Gedomesticeerde dieren in het oude Egypte

Rond 5.000 voor Chr. bereikte het boerenbestaan ons land

Rond 10.000 voor Chr. gingen mensen in verschillende regio’s op aarde, van Midden-Amerika tot het Verre Oosten, voedselgewassen verbouwen en dieren houden op vaste, vruchtbare plekken. Zoals in de ‘Vruchtbare Halvemaan’ in het huidige Midden-Oosten. Rond 7.000 voor Chr. trokken de eerste boeren naar het Europese continent en bijna 2.000 jaar later bereikte het boerenbestaan ook ons land. Het duurde echter nog vele eeuwen voordat alle mensen, in het gebied dat nu Nederland is, overschakelden. Dit onderzoeksproject werpt nieuw licht op deze overgang.

 © Nathalie Brusgaard

Overgang naar boerenbestaan

De overgang van rondtrekken en jagen, vissen en verzamelen naar een boerenbestaan op één plek wordt beschouwd als het belangrijkste kantelpunt in de geschiedenis van de mens. Waar mensen van plaats naar plaats trokken en leefden van wat de natuur hen bood, gingen ze nu ingrijpen in diezelfde natuur. Ze maakten dieren tam, kapten bossen en op de opengelegde plekken legden ze akkers aan en bouwden huizen. Ze gingen aardewerk maken om voorraden in te bewaren, in te koken en uit te drinken. En ze ontdekten dat dieren, naast vlees, ook een bron waren van melk en trekkracht. Deze ontwikkelingen hebben de samenleving zoals wij die nu kennen bepaald. We kunnen ons een leven zonder deze ontwikkelingen niet meer voorstellen.

Eerste afbeelding: Constant Troyon, Boeufs allant au labour, effet de matin ("Oxen going to work, effect of morning"), 1855, Musée d'Orsay. Tweede afbeelding: Leiden University, Faculty of Archaeology : Erick van Driel & Medy Oberendorff

Voer en voortplanting

Met nieuwe methoden komen we steeds dichter bij de omgang van mensen met dieren in de prehistorie. We zien dat ze nauw met elkaar verweven waren. Ingrijpen in de ontwikkeling van dieren kon op twee manieren: voer en voortplanting. Onderzoek van botten van runderen uit een opgraving van vroege boeren (3600-3400 voor Chr.) in Schipluiden(in de buurt van Den Haag)  toonde aan dat sommige dieren pas op hoge leeftijd geslacht werden, waarschijnlijk omdat de bewoners lang gebruik konden maken van de melkproductie. Ook zorgden die mensen ervoor dat de kalfjes over een langere periode geboren werden dan in de natuur gebruikelijk is. Dit heeft waarschijnlijk eveneens met de (langere) beschikbaarheid van melk te maken.

Controle over voedsel

Daarnaast hadden deze prehistorische boeren controle over het voedsel van hun vee. Uit de isotopen blijkt dat de meeste runderen in de directe omgeving graasden, maar er waren blijkbaar toch verschillende kuddes. Andere runderen hadden namelijk bladeren gegeten uit bossen die verder weg lagen. De varkens in die regio bleken hetzelfde voer gegeten te hebben als de herten, oftewel dat wat er daar in het wild voorkwam. Die aten dus niet met de ‘pot’ van de mensen mee, de honden daarentegen weer wel.

Vee op de kwelder © Richard Humphrey

Strategieën die nu nog gebruikt worden

Ook in de botten van een vindplaats bij Swifterbant in Flevoland (4200-4000 voor Chr.) zagen de onderzoekers aanwijzingen voor het bestaan van verschillende kuddes tegelijkertijd. Uit het DNA bleek bovendien dat die kuddes niet groot waren.
In de isotopen was zichtbaar dat de runderen en schapen uit het huidige Flevoland ook aan de toenmalige kust graasden. Al deze ontdekkingen maken duidelijk dat deze prehistorische boeren strategieën toepasten die nu nog steeds gebruikt worden. Hun strategieën waren aangepast aan de omgeving en de diersoort. Bovendien speelden sociale en culturele normen een rol.