Beoordeling

Op het GSG Leo Vroman is er bewust voor gekozen om geen overlappend beoordelingsformulier te hanteren. Er zijn pogingen gedaan in het verleden om dit wel toe te passen, maar later toch weer lost gelaten. De argumentatie is dat er door een grote variëteit tussen de vakken en ook tussen de onderwerpen binnen een vak aanwezig is, waardoor het lastig is een algemene lijn aan te houden. Doordat docenten zich niet houden aan vaste regels zijn ze vrijer vanuit hun vakbekwaamheid te beoordelen met de bijbehorende feedback. Het cijfer wordt hierdoor niet door een matrix verantwoordt, maar aan de hand van de geschreven argumentatie van de docent. Voor de beoordeling vergelijken docenten profielwerkstukken van verschillende docenten en vragen elkaar om advies omtrent de beoordeling.

De beoordeling van het PWS bestaat uit 3 onderdelen; vakinhoudelijke beoordeling, proces-beoordeling en beoordeling van de presentatie. Gedurende de periode dat de leerlingen aan het PWS werken zijn er punten te verdienen. De uiteindelijk behaalde punten bepalen het eindcijfer van de leerling. De leerling kan buiten punten voor het eindverslag ook punten behalen bij de beoordeling van de tussenproducten. In bijlage 1 is te zien hoeveel punten er per onderdeel behaald kunnen worden. Buiten punten erbij kunnen er ook punten afgetrokken worden wanneer het logboek bij een bespreking niet aangevuld is. De punten die worden toebedeeld aan het logboek behoren tot de procesbeoordeling. Ook de evaluatie behoort tot de proces-beoordeling.

De meeste punten zijn te behalen bij het eindverslag. Het eindverslag is het eindproduct van het PWS. Bij de vakinhoudelijke beoordeling wordt deze beoordeeld door de PWS begeleider. Hoe de docent de punten toebedeeld voor het eindverslag mag hij zelf beargumenteren. Het eindverslag komt tot stand door de tussentijdse producten; de globale en verfijnde informatie structuur. De deelvragen gedurende het proces steeds verder verfijnd. Deze worden tussendoor bij de GIS en de VIS beoordeeld. Dit behoort ook tot de vakinhoudelijke beoordeling.

Ten slotte kan de leerling ook een deel van de punten behalen bij de presentatie. Voor de presentatie is als enkel onderdeel wel een algemeen beoordelingsformulier gemaakt. Deze is te vinden in bijlage 2. In dit formulier kan de docent punten geven voor de opbouw, het taalgebruik en de manier van presenteren. De behaalde punten worden gedeeld 7,5, zodat er maximaal 12 punten in het uiteindelijke totaal kunnen worden toegevoegd. Uiteindelijk worden alle punten die behaald zijn bij de vakinhoudelijke-, proces- en presentatiebeoordeling bij elkaar opgeteld en wordt deze totaalscore omgezet in een cijfer.

 

Ik vind dat er in de beoordeling veel momenten voor feedback op het proces en de bijbehorende tussenproducten. De leerlingen krijgen duidelijk gestructureerd feedback en voor een gestructureerd proces wordt de leerling daarbij beloond met punten voor de eindbeoordeling. De leerling heeft hierdoor veel mogelijkheden om de docent om hulp te vragen, waardoor de leerling gemotiveerd blijft om van het PWS een succes te maken.

De verantwoording van het cijfer vind ik te weinig vanuit de leerling gedacht. Dit berust nu vooral op het kader van de docent. Daarbij komt nog bij dat docenten die nog niet eerder een PWS hebben begeleid weinig houvast hebben om tot effectieve feedback en een beoordeling te komen. De leerling is dus heel afhankelijk van de feedback die de docent geeft en voor het hoogste cijfer zal dit ook het richtpunt zijn waar de leerling de meeste punten kan behalen. Het probleem hierbij is dat de leerling het eigen leerproces pas kan bijsturen na het verkrijgen van feedback van een docent, waardoor de leerling erg afhankelijk is. De feedup waarmee de leerlingen  zelfgereguleerd het leerproces kan sturen ontbreekt.

Een manier om leerlingen meer te ondersteunen in hun leerproces is door het gebruik van rubrics. Een rubric maakt inzichtelijk wat er van de leerling verwacht wordt. De leerling kan hierdoor zichzelf en andere beter inhoudelijk beoordelen (Lucassen, 2016). Doordat rubrics expliciet maakt wat impliciet was wordt feedback efficiënter en effectiever en wordt de beoordeling transparanter. Hiermee wordt het leerproces op feedup, feedback en feedforward ondersteunt (Vandeputte, 2019). Het PWS is een groot proces waarbij leerlingen buiten de enkele feedbackmomenten de zelfsturing hard nodig hebben. Een rubric kan hier een mooie aanvulling op zijn.

Mijn advies zou zijn om rubrics te maken voor de vakken die qua PWS uitvoer overlappen. Dit kan dus een rubric zijn voor de talen en dus de bèta vakken. Bij de beta vakken bestaan de onderzoeken allemaal uit natuurwetenschappelijk onderzoek. Voor deze vorm van onderzoek bestaan veel richtlijnen. Volgens de wetenschappelijke methode werken vraagt namelijk werken volgens eenzelfde lijn. Hoe goed een leerling volgens deze methode werkt is goed te vangen in een rubric.