Op het GSG Leo Vroman in Gouda wordt het profielwerkstuk, verder afgekort tot PWS, in de Vwo-opleiding gestart in het eind van de vijfde klas en zal verder worden uitgevoerd gedurende het zesde leerjaar. De studielast van het PWS is 80 uur per leerling. Voor de verantwoording van de tijdbesteding houden de leerlingen een logboek bij met de uitgevoerde taken voor het PWS. De vakken biologie, scheikunde en natuurkunde begeleiden het PWS op dezelfde manier en hebben hiervoor samen een BiNaS leerlingenhandleiding geschreven. In het PWS bij deze vakken moet in ieder geval een onderzoek zijn uitgevoerd.
Het PWS wordt onderverdeeld in zes onderzoeksfasen. In het eind van het vijfde beginnen de leerlingen met de oriëntatiefase. In deze fase vormen de leerlingen tweetallen, in overleg drietallen, en kiezen ze samen een vak waarbij ze het PWS willen uitvoeren. Het is eventueel mogelijk een vakoverstijgende PWS te doen bij twee vakken. De leerlingen krijgen vanuit het vak een docent toegewezen die het PWS zal begeleiden. Dit gebeurt door middel van vier voortgangsgesprekken. De leerlingen kunnen de begeleider vanuit zichzelf vragen om feedback en beantwoording van vragen. Ook zal de begeleider het PWS beoordelen aan het eind.
Na toewijzing van de begeleider bedenken de leerlingen een globaal onderwerp en wordt de eerste literatuurverkenning gedaan. Vanuit deze literatuurverkenning schrijven de leerlingen een theoretisch kader en leveren dit in bij hun aangewezen begeleider. In het begin van de zesde klas wordt de oriëntatiefase afgerond. Het onderwerp wordt verder toegespitst aan de hand van een probleemanalyse. Er wordt een onderzoeksvraag en deelvragen opgesteld. Na de oriëntatiefase vindt het eerste voortgangsgesprek plaats.
In de planningsfase bedenken de leerlingen hoe ze hun onderzoek gaan uitvoeren. Hierbij bedenken ze de onderzoeksactiviteiten en de benodigde materialen. Er wordt een plan opgesteld voor de uitvoeringsfase. Er wordt nagedacht over tijdsindeling en taakverdeling. Daarbij wordt er ook al nagedacht over hoe het PWS uiteindelijk gepresenteerd wordt. In het plan moet aandacht zijn voor nauwkeurigheid, herhaalbaarheid, reproduceerbaarheid en validiteit van het onderzoek. De leerlingen leveren het plan van aanpak in bij de begeleider waarna tweede voortgangsgesprek plaats vindt.
In de uitvoeringsfase voeren de leerlingen hun bedachte onderzoek uit. Ze maken een definitieve onderzoeksopzet en voeren uit wat er opgesteld staat in het plan van aanpak. De gegevens van het onderzoek worden verzameld en worden geordend per deelvraag. De leerlingen beantwoorden met deze gegevens de deelvragen. Na de uitvoeringsfase vindt het derde voortgangsgesprek plaats, waarbij de leerlingen de behaalde resultaten en antwoorden op de deelvragen delen met hun begeleider.
In de evaluatiefase geven de leerlingen definitief antwoord op de deelvragen en beantwoorden ze vanuit daar de onderzoeksvraag. Dit is de eindconclusie. Er wordt daarbij indien van toepassing een vergelijking gemaakt met de hypothese. Op basis van de uitvoering wordt een beschouwing gemaakt over de nauwkeurigheid, herhaalbaarheid, reproduceerbaarheid en validiteit van het onderzoek. Vanuit hier worden vervolgvragen en aanbevelingen gedaan voor een vervolgonderzoek. De schriftelijke evaluatie wordt ingeleverd bij de begeleider, waarna het laatste voortgangsgesprek plaats vindt.
In de presentatiefase wordt een aantrekkelijke presentatie gemaakt van het onderzoek. Bij de presentatievorm wordt duidelijk gemaakt op welk onderzoek er is voortgebouwd, wat er is onderzocht en waarom, op welke manier het onderzoek is aangepakt, welke resultaten er zijn verkregen en welke conclusies daaruit kunnen worden getrokken. De presentatie wordt afgesloten met een korte discussie over de inhoud van het onderzoek en aanbevelingen voor nader onderzoek. De presentatie wordt door de begeleider beoordeeld.
Het eindproduct kan een schriftelijk getypt verslag zijn, maar mag ook een andere vorm hebben in overleg met de begeleider. Dit kan bijvoorbeeld een film, poster, schilderij of toneelstuk zijn. Een schriftelijk verslag wordt geschreven in eigen woorden en bevat ongeveer 15 pagina`s per deelnemende leerling. De evaluatie wordt in het verslag als bijlage toegevoegd.