De student heeft kennis van de puberteit, zoals het puberbrein en pubergedrag.
De student kan omgaan met diversiteit in werkcontact, zoals op het gebied van sekse, gender, cultuur, religie en gezinssamenstelling.
De student kan het begrip zelfredzaamheid uitleggen
De student kan pedagogische vaardigheden toepassen om gezond gedrag, zoals bewegen, gezond eten en hygiƫne, te stimuleren en aan te leren bij kinderen/jongeren.