Als je de persoonsvorm hebt en het is in de verleden tijd, dan moet je het vervoegen. We hebben hierbij een aantal regels die bepalen hoe je het werkwoord spelt.
Zwakke werkwoorden kunnen niet veranderen. Dit betekent dat zij dus de vorm aanhouden die zij in tegenwoordige tijd hebben met de uitgangen van verleden tijd.
Enkelvoud
Gebruik de ik-vorm tt + de/te
Voorbeeld: Ik speel met de bal.
Ik speelde met de bal.
Meervoud
Gebruik de ik-vorm tt + den/ten
Voorbeeld: Wij spelen met de bal.
Wij speelden met de bal.
Bij twijfel kun je het 't sexy fokschaap te gebruiken.
1. Haal -en van het infinitief.
2. Laatste letter in 't sexy fokschaap? Gebruik de ik-vorm tt + te
3. Laatste letter NIET 't sexy fokschaap? Gebruik de ik-vorm + de
Sterke werkwoorden veranderen van klank. Schrijf ze zo kort mogelijk op. Is de laatste letter een -d of -t? Verleng het dan in je hoofd en schrijf op wat je hoort.
Voorbeeld: Ik loop door het bos.
Ik liep door het bos.
De persoonsvorm verandert hier van klank. Het is dus een sterk werkwoord.