Persoonsvormen

De persoonsvorm (pv) vinden

 

De persoonsvorm is een werkwoord in de zin. Als er één persoonsvorm in de zin staat noemen we het een enkelvoudige zin. Soms kan het lastig zijn om de persoonsvorm te vinden want, soms staan er meerdere in een zin. Dat noemen we dan een samengestelde zin. 

 

Er zijn een aantal manieren om de persoonsvorm te vinden. Hieronder zie je die manieren.

 

Enkelvoudige zinnen

 

Vraagproef

Maak van de zin een vraag. Het werkwoord dat vooraan komt staan, is de persoonsvorm.

Voorbeeld:  Ik loop door het bos. 

                   Loop ik door het bos? 

'Loop' staat nu dus voor in de zin. Ik kan dus zeggen dat 'loop' de persoonsvorm is. 

 

Let op: je kunt niet altijd een vraagzin maken. Bijvoorbeeld bij een zin die al vragend is of er een vraagwoord staat.

 

Tijdsproef

Zet de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm. 

Voorbeeld: Ik loop door het bos.

                   Ik liep door het bos. 

Het werkwoord lopen verandert van tijd. Ik kan dus zeggen 'loop' de persoonsvorm is. 

 

Getalsproef

Verander het getal (enkelvoud/meervoud) van de zin. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm. 

Voorbeeld: Ik loop door het bos. 

                   Ik lopen door het bos. 

Het werkwoord verandert van getal (het gaat van enkelvoud naar meervoud). Ik kan dus zeggen dat 'loop' de persoonsvorm is. 

 

 

Samengestelde zinnen

 

In samengestelde zinnen staan tenminste twee persoonsvormen. De makkelijkste manier om die te vinden is door de zin in een andere tijd te zetten. De vraagproef kun je toepassen wanneer je de alle zinnen uit de samengestelde zin kunt halen. Het is dus makkelijker om de tijd van de zin te veranderen. 

 

Voorbeeld: Ik loop door het bos, omdat ik paddenstoelen zoek.

                  Ik liep door het bos, omdat ik paddenstoelen zocht. 

De werkwoorden 'loop' en 'zoek' veranderen van tijd. Ik kan dus zeggen dat 'loop' en 'zoek' de persoonsvormen zijn.