6.3 Verbos Ser (zijn), Tener (hebben) y Querer (willen)

De werkwoorden Ser, Tener y Querer

Verbo SER (zijn)

Met dit werkwoord geven we aan wie we zijn. Denk aan bijvoorbeeld:
Yo soy Marco - ik ben Marco.

Dit werkwoord gebruiken we ook om te vertellen wat voor beroep we hebben, denk aan bijvoorbeeld:
Yo soy panadero - ik ben bakker.

Daarnaast gebruiken we SER om kenmerken aan te geven, denk aan bijvoorbeeld:
Yo soy alta - ik ben lang
Él es delgado - hij is dun
Ella es amable - zij is aardig

Conjugación del verbo SER en presente - vervoeging van het werkwoord SER in de tegenwoordige tijd

 

Zijn – ser o estar | aprendiendo holandés

 

Verbo Tener

Het werkwoord Tener (hebben) in het Spaans wordt gebruikt net als het werkwoord hebben in het Nederlands; om aan te geven dat we iets bezitten. Daarnaast wordt Tener gebruikt om aan te geven dat we iets voelen en hoe oud iemand is; in het Nederlands wordt hiervoor het werkwoord Zijn gebruikt.

Ejemplos:

Yo tengo un gato - ik heb een kat
Ella tiene frío - zij heeft het koud
Yo tengo la razón - ik heb gelijk

Nosotros tenemos miedo - we zijn bang
Yo tengo quince años - ik ben vijtien jaar

 

Vervoeging werkwoord Tener

 

Verbo tener

 

Verbo QUERER

Het werkwoord Querer wordt net als zijn Nederlandse equivalent Willen gebruikt.
Él quiere un helado - hij wil een ijsje
Yo quiero comer - ik wil eten

Conjugación del verbo Querer en presente - vervoeging werkwoord Querer in de tegewoordige tijd

 

Gramatica Española: A1