Als je een dialoog schrijft, heb je aanhalingstekens nodig. Dit leesteken zorgt ervoor dat jouw lezer weet dat er iets in de directe rede gezegd wordt. Het is ook sneller duidelijk wie er aan het woord is.
Aanhalingstekens zet je vóór en achter het tekstgedeelte in de directe rede. In onderstaande voorbeelden zie je hoe dit werkt:
Peter zegt: "Hier ben ik geboren."
Thea vroeg: "Wat zullen we eten?"
Hij riep: "Pas op!"
"Hier ben ik geboren", zegt Peter.
"Wat zullen we eten?" vroeg Thea.
"Wat zullen we eten?", vroeg Thea. (de komma is niet verplicht)
"Pas op!" riep hij.
"Pas op!", riep hij. (de komma is niet verplicht)
"Ik doe mee," zei Henk, "maar dan wil ik wel winnen." (komma hoort bij de geciteerde zin)
"Ik denk", aarzelde Fred, "dat ik vandaag thuisblijf." (komma hoort niet bij de geciteerde zin)
Er staat op de deur: "Patrick 3x bellen".
Opvallend: na de dubble punt komt normaal gezien geen hoofdletter. Dat kan bij directe rede dus wel. Je kunt het namelijk zien als een nieuwe zin.
Voor een uitgebreider artikel over aanhalingstekens in dialogen, kun je dit artikel lezen. Je kunt ook eerst beginnen met onderstaande oefening en het artikel erbij pakken, als het lastig wordt.
Onderstaand fragment komt uit het boek 'Dark mind' van Cis Meijer. Alle zinnen die in de directe rede staan, zijn geel gemarkeerd.
➜ 3c - Kopieer de tekst naar je pagesbestand. Voeg op de juiste plekken aanhalingstekens toe. Ben je klaar? Laat jouw werk zien aan je vakcoach (mevr. Kater, mevr. Coombes of mevr. Amann) en vraag om de antwoorden.
Op mijn racefiets maak ik een haarscherpe bochtnaar de fietsenstalling en scan naar een opening om mijn fiets tussen te plaatsen. In een reflex knijp ik inmijn remmen. Te laat. Mijn voorwiel knalt tegen eenmeisje aan dat op de grond ligt. Shit! Sorry! Ik... Ikzet mijn fiets naast me neer en hurk naast haar. Haar
lange bruine haren... En die beige sneakers. Desi!Hé, gaat het? Ze opent haar ogen. Verward kijkt ze me aan. Mijn hoofd mompelt ze. Zo te zien heeft ze geen verwondingen. Voorzichtig help ik haar omhoog. Ik strijk met mijn hand over haar haren. Het lijkt alsof iemand erop gespuugd heeft. Had je ruzie? vraag ik. Wankel staat ze op. Ik weet het niet zeker. Er waswel iets zegt ze zacht. De laatste tijd heb ik soms, eh... Wat heb je soms? Ze herstelt zich. Nee, laat maar. Het komt vastdoordat ik te weinig heb gegeten. Wil je iets? vraag ik. Hoeft niet. Ze opent haar rugzak, pakt er een appel uit en neemt een hap.Samen lopen we op de entree van de school af.Haar stem klinkt helder. Volgens mij gaat het welweer. Heb je enig idee hoelang je daar gelegen hebt? Ze kauwt een hap weg en trekt haar schoudersop. Ik zette mijn fiets neer. Daarna zei iemand iets tegen me... geloof ik. Ik kan het me niet goed herinneren. Het werd zwart voor mijn ogen. Het volgende moment zag ik jou.