De verschillende soorten mengsels die je moet kennen zijn:
Emulsie. Een mengsel van vloeistoffen die niet in elkaar oplossen, zoals olie en water.
Suspensie. Een mengsel van een fijne vaste stof in een vloeistof, zoals verf.
Schuim. Een mengsel van een fijn verdeeld gas in een vloeistof óf andere vaste stof.
Rook. Een mengsel van een vaste stof in een gas.
Nevel. Een mengsel van een fijn verdeelde vloeistof in een gas.
Legering. Een mengsel wat bestaat uit ten minste twee metalen.
Oplossing. Een mengsel van vloeistoffen die wel in elkaar oplossen, zoals limonade.
Doordat een mengsel bestaat uit meerdere stoffen, kan je ze scheiden zodat je deze stoffen apart krijgt. Je maakt hierbij altijd gebruik van het verschil in een stofeigenschap. De scheidingsmethoden die je moet kennen zijn:
Adsorberen. Bij adsorptie hechten de moleculen van een gas, vloeistof of opgeloste stof aan het oppervlak van een andere vaste stof. Deze scheiding berust zich op het verschil in aanhechtingsvermogen. Voorbeeld: waterzuivering.
Bezinken. Bij bezinking heb je een mengsel van een vaste, niet-oplosbare stof in een vloeistof. Deze vaste stof op een gegeven moment naar de bodem gaan. Hierna kan de vloeistof eruit gehaald worden, zodat je een vaste stof overhoudt. Deze scheiding berust zich op het verschil in dichtheid.
Centrifugeren. Bij centrifugeren worden stoffen uit een suspensie gescheiden. Dit gebeurt door de stoffen hard rond te laten draaien, waardoor ze door de middelpuntvliedende kracht worden gescheiden. Deze scheiding berust op het verschil in dichtheid.
Destilleren. Bij destilleren worden vloeistoffen gescheiden door middel van verdampen en condenseren. Deze scheiding berust zich op het verschil in kookpunt.
Extraheren. Bij extractie wordt een vaste stof gescheiden van een vloeistof, vloeistof van een vloeistof of gas van een vaste/ vloeistof. Deze scheiding berust zich op een verschil in oplosbaarheid.
Filtreren. Bij filtratie kan je een niet-oplosbare vaste stof en een vloeistof van elkaar scheiden. Dit wordt gedaan door een filter die alleen de vloeistof doorlaat. Hetgene wat achterblijft in het filter noem je het residu, wat erdoorheen gaat heet het filtraat. Deze scheiding berust zich op een verschil in deeltjesgrootte.
Chromatografie. Bij chromatografie worden sotffen gescheiden door middel van loopstof en papier. De stof die goed oplost in de loopvloeistof en slecht hecht aan het papier komt hoog. Deze scheiding berust op het verschil in oplosbaarheid en aanhechtingsvermogen.
Indampen. Bij indampen wordt een vaste stof uit een vloeistof gescheiden door de vloeistof te laten verdampen. Deze scheiding berust zich op een verschil in kookpunt.