Alcohol. Wordt gebruikt als ontsmettingsmiddel, oplosmiddel in cosmetica en als genotsmiddel.
Aceton. Wordt gebruikt als ontvetter, lijmverwijderaar en oplosmiddel (nagellakremover). Pas op met aceton aangezien het vluchtig en zeer brandbaar is.
Wasbenzine. Wordt gebruikt als ontvetter en verdunnen. Je kunt er niet mee wassen en je moet voorzichtig doen, wasbenzine is zeer brandbaar.
Zeep. Speciaal wasmiddel wat gemaakt wordt van natuurlijke oliƫn en vetten. Er zijn ook syntetische wasmiddelen maar deze worden gemaakt van aardolieproducten en mogen geen zeep genoemd worden maar wel detergenten. Zeep en detergenten zijn opgebouwd uit moleculen die een hydrofiele (houdt van water) kop hebben en een hydrofobe (hekel aan water) staart hebben.
Dit is een micel. Dit is een kleine structuur van veel zeepmoleculen van bijvoorbeeld olie in water. Olie en water mengen niet met elkaar, maar doordat de watermoleculen zich aan de kop en olie aan de staart binden, ontstaat er een emulsie. Zeep wordt daarom ook wel een emulgator genoemd.
Zure schoonmaakmiddelen. Worden gebruikt om te ontkalken. Voorbeelden: schoonmaakazijn, mierenzuur & zoutzuur. De pH is hierbij <7.
Basische schoonmaakmiddelen. Worden gebruikt om te ontvetten. Voorbeelden: ammonia, soda, natronloog, bleekwater en gootsteenontstopper. De pH is hierbij >7.