Simon in Asterdorp
We zijn van de Rijnstraat naar Asterdorp verhuisd.
Er waren een paar winkeltjes, een slager, een groenteboer. We speelden op straat. Ik was vooral vaak bij mijn buurmeisje Rosa Vorsänger. Het ‘weghalen’ gebeurde altijd ‘s nachts.
De familie Vorsänger was ook plotseling weg. Ik ging ’s ochtends dat meisje halen, keek naar binnen en zag dat de borden op tafel stonden, voedsel er nog op. Kennelijk waren ze in het donker weggehaald. Geruisloos. Zij heetten Vorsänger, met een V. En wij waren de W. Toen dat gezin was verdwenen, wisten wij dat we pleite moesten.
Hendrik en de bombardementen in Noord
De Sint Ritakerk bestaat vijfentwintig jaar en dat wordt gevierd.
De kerk is prachtig versierd, maar iets voor negenen klinkt er die ochtend een harde knal. De kerk dreunt, de grond siddert, we horen bommen gieren en inslaan. Dan zie ik ineens het achterste gedeelte van de kerk uiteensplijten: stukken muur vallen om en de kerk wordt plotsklaps donker. In de chaos weet ik toch naar buiten te komen. Eenmaal door het stof heen zie ik een brede streep licht: daar is een uitgang!
Nico Swaager
Nico werkt al bijna twintig jaar als dienstfotograaf van de Gemeentelijke Woningdienst van Amsterdam. Het is zijn taak om alle huizen en gebouwen in Amsterdam te fotograferen. Ook tijdens de oorlog kan en mag hij dit blijven doen. Zijn positie als fotograaf blijkt handig voor het verzet. Als dienstfotograaf was het namelijk niet verdacht als hij foto’s maakte van bepaalde gebouwen. Om het verzet te helpen, hoefde hij alleen maar af en toe zijn camera een andere kant op te richten. Zo legde Nico de omgeving, geheime gebieden en schuilplaatsen vast.
Onderduikers in Artis
Bij een razzia kwamen de jongens door de Plantage Doklaan heen en dan liet ik ze door de achterdeur het apenhuis in. We gingen daarna meteen naar de apenrots toe waar ik een plank over het water legde. Zij kropen dan in de rots bij de apen. Door het water om de rots heen hadden de Duitsers natuurlijk geen idee dat dat er joden in de rots verstopt zaten.
Tilly en de gaarkeuken
Er stond een hele lange rij. Zodra je de grote dikke pilaar voorbij was, was je bijna bij de buit. Daar ging je het trapje af. Als je aan de beurt was, kwam je met je pannetje langs. Je liet netjes je kaart afstempelen voor het aantal personen. Bij ons was dat vijf. En dan was het ook precies vijf scheppen, klaar. Je kon niet zeggen “doe mij nog een schepje”, dat wilde iedereen wel! Als ik de buit binnen had wist ik dat ik het gauw in mijn tas moest stoppen en naar huis moest, zodat het zo warm mogelijk bleef.