Opdracht 14 Het schrijven van een zelfbeeld’ (loopbaansturing)

Uitleg
‘Het is in allerlei situaties, dus ook bij je opleiding en bij de BPV, belangrijk dat je een juist beeld hebt van wie je bent, waar je goed in bent, wat je nog moet leren en wat je anderen te bieden hebt. Om dat overzichtelijk te doen, schrijf je in deze oefening een zelfbeeld aan de hand van onderstaande elementen/bouwstenen. Als je jouw zelfbeeld hebt geschreven, vraag dan aan iemand uit de loopbaangroep of deze het eens is met het beeld dat jij van jezelf hebt. De beschrijving van je zelfbeeld bestaat uit minimaal drie en maximaal zes getypte A4-tjes.’
Doen (Individueel)
1. Maak een zelfbeeldbeschrijving die bestaat uit de twee hieronder beschreven delen.

2. Lees elkaar zelfbeeld en bespreek

 

Jouw zelfbeeld in twee delen
 Het eerste deel beschrijf je jouw identiteit aan de hand van een aantal (door jou uitgekozen) elementen/bouwstenen:

 

Deel 1


Lichamelijkheid, uiterlijke verschijning:
Het gaat er niet zozeer om hoe je eruit ziet, maar om de waarde die je hieraan hecht. Welke
betekenis geef jij aan je uiterlijk/aan je voorkomen? Hoe reageer jij daarop? En is dat voor jou
belangrijk of niet?


Beroep, werk, functie:
Voor veel mensen betekent het werk heel veel. Mensen ontlenen er een zekere status aan, een
bepaald gevoel van eigenwaarde. Voor anderen geldt dat veel minder.
Plaatselijke afkomst: Sommige mensen zijn er trots op afkomstig te zijn uit een bepaalde streek of stad. Ze willen er voorgeen goud weg of ze willen er per se naar terugkeren.

Milieu, sociale klasse:
Het behoren tot een bepaalde maatschappelijke groep telt voor veel mensen erg zwaar. Ze willen
erbij horen. Voor velen betekent dat opklimmen op de sociale ladder. Mensen vinden dan dat ze
meer waard zijn geworden. Ze hebben ‘meer aanzien’ verworven.


Godsdienst, roeping, levensbeschouwing:
Het zijn zeker niet alleen religieuze mensen bij wie de religie hoog scoort in het zelfbeeld. Voor veel mensen geldt dat de godsdienst of de levensbeschouwing van belang is in het leven. Vooral opoudere leeftijd zien we dat gevoel toenemen.

 

Bezit, eigendom:
Bezit geeft velen een machtig gevoel. Zij ontlenen er status aan. Of vinden dat zij dan pas
menswaardig kunnen leven.


Kennis, ervaring, opleiding:
Kennis is macht, althans voor bepaalde mensen. Zij denken dat hun bestaan door het bezitten van
kennis op een hoger peil komt. Voor anderen geldt dit juist niet.

Persoonlijke levensgeschiedenis:
Wat we in het verleden zoal hebben meegemaakt, werkt door in ons dagelijkse en toekomstige leven.Er zijn zelfs mensen die geheel vanuit hun eigen verleden leven. Anderen hebben een  duidelijke streep onder hun verleden gezet.


Waarden, normen en tradities:
Ieder mens houdt er bepaalde normen en waarden op na. Het vasthouden aan bepaalde normen en tradities kan bij de een heel sterk zijn en voor de ander in veel mindere mate gelden.

Persoonlijke interesses:
Hobby’s nemen in het menselijk leven een bepaalde plaats in. Er zijn mensen die voor hun hobby
zeer veel over hebben. Vrijetijdsbesteding scoort in hun zelfbeeld dan ook erg hoog.


Lidmaatschap van groepen:
De mens is een sociaal wezen. Dit betekent dat de mens op anderen is aangewezen. Veel mensen zijn dan ook lid van een groep, club of vereniging. Zij vinden dit om allerlei redenen waardevol en kunnen er niet buiten.

Geslacht:
Het gegeven dat je man of vrouw bent en aan bepaalde verwachtingen moet voldoen, speelt ook een rol in het beeld dat we van onszelf hebben.


Deel 2
In het tweede deel beschrijf je jouw persoonlijkheidseigenschappen: de goede en de minder goede kanten van jezelf. Je licht ze toe met behulp van voorbeelden en door het leggen van verbanden. Dit tweede deel maak je aan de hand van de volgende kernvragen:

Eigenschappen:
Welke eigenschappen zijn op jou van toepassing? Ben jij gesloten, open, verlegen, spontaan,
optimistisch, pessimistisch, stabiel, assertief, behulpzaam, afwachtend, verlegen, eigenwijs, serieus, perfectionistisch, agressief, gevoelig, zakelijk, behulpzaam, eerlijk, zelfstandig, enzovoorts?

Gevoelens:
Staan bepaalde gevoelens bij jou op de voorgrond? Ben je snel kwaad, verdrietig, blij, verliefd,
chagrijnig, op je teentjes getrapt, lacherig, gekwetst, onzeker, geïrriteerd, enzovoorts?