Inleiding
‘In je beroep kom je, of je nu wilt of niet, onherroepelijk in aanraking met de waarden en normen van je collega’s, je leidinggevende, je patiënt, je cliënt of je klant. Dit gebeurt ook al in je opleiding. Dit kan best wel eens haaks staan op je eigen waarden en normen. Wat zijn waarden en normen? En wat zijn JOUW waarden en normen? In deze oefening krijg je kans om dit te onderzoeken in een aantal delen.’
Doen A (Deels Individueel En Deels In Drietallen)
1. Gebuikr de vragenlijst hieronder om te onderzoeken wat nu je eigen waarden en
normen zijn, die van je medestudenten en eventueel die van je collega’s.*
2. Geef eerst individueel antwoord op de vragen uit de vragenlijst.
3. Bespreek je antoorden in een drietal. Wat zijn verschillen en overeenkomsten
Doen B (In Viertallen)
1. Aan elke waarde hangt een norm. Gebruik voor deze oefening de onderstaande waardenkaart. Kies de waarden die je belangrijk vindt.
2. Bepaald welke norm er voor jou aan elke waarde hangt. Je hoeft het niet met elkaar
eens te zijn! Alle normen die genoemd worden, mogen genoteerd worden.
Bijvoorbeeld:
• De waarde is veiligheid – de norm is dat je nooit door rood mag rijden.
• De waarde is gelijkwaardigheid – de norm is dat je geen verschil mag maken tussen patiënten/
cliënten.
3. Iedereen kiest voor zichzelf drie waarden uit die je het belangrijkst vindt. Vervolgens kies je de belangrijkste normen die bij deze waarden horen.
4.Kijk de komende week of jij jezelf aan je eigen normen houdt
Doen C (In De Loopbaangroep)
1. Vul het schema van de groepsnormen in.
2. Je loopt de normen een voor een na en bespreken of de normen ook gelden voor je eigen
loopbaangroep. Jullie kunnen onderzoeken of er bepaalde normen gelden,
Bijvoorbeeld:
• studenten worden uitgelachen in de groep.
• er wordt gefluisterd als een student iets doet of zegt.
• studenten krijgen vervelende opmerkingen te horen.
• studenten luisteren niet naar elkaar.
• anderen knikken instemmend als een student aan het woord is;
• anderen luisteren naar als iemand iets zegt;
• studenten willen met elkaar samenwerken;
• studenten stellen vragen aan elkaar.
Vragenlijst behorend bij ‘doen’ A
• Is godsdienst belangrijk voor je?
• Heb je ooit wel eens gespiekt tijdens proefwerken en examens?
• Ben je wel eens dronken? Hoe vind je dat?
• Zijn vrouwen gelijk aan mannen of minder of meer waard?
• Wat doe je als je iemand hoort vloeken?
• Wat betekent familie voor jou?
• Is geld belangrijk voor jou?
• Zijn alle mensen gelijk?
• Gebruik je wel eens geweld tegenover anderen?
• Vind je dat je je altijd aan de regels moet houden?
• Ben je altijd eerlijk?
• Heb je meestal gedaan wat je ouders van je verwachten?
• Wat doe je als andere mensen kwaad op je zijn?
• Vind je meegaan met de mode belangrijk?
• Wat doe je het liefst als je merkt dat er een conflict in de groep is?
• Houd je je altijd aan de verkeersregels?
• Werk je om te leven of leef je om te werken?
• Vind je dat je je leidinggevende altijd zou moeten gehoorzamen?
• Hoe belangrijk zijn bezittingen voor jou? Leen jij gemakkelijk iets uit aan anderen?
• Hoe belangrijk is het huwelijk voor jou?
• Vind jij dat oudere mensen altijd respect verdienen?
• Vind je dat je aan alle wensen van patiënten/cliënten/klanten/leidinggevenden moet voldoen?
• Vind je dat je leidinggevende rekening moet houden met de vrije dagen die jij wilt hebben?
Vragenlijst
Vragenlijst behorend bij ‘doen’ A
• Is godsdienst belangrijk voor je?
• Heb je ooit wel eens gespiekt tijdens proefwerken en examens?
• Ben je wel eens dronken? Hoe vind je dat?
• Zijn vrouwen gelijk aan mannen of minder of meer waard?
• Wat doe je als je iemand hoort vloeken?
• Wat betekent familie voor jou?
• Is geld belangrijk voor jou?
• Zijn alle mensen gelijk?
• Gebruik je wel eens geweld tegenover anderen?
• Vind je dat je je altijd aan de regels moet houden?
• Ben je altijd eerlijk?
• Heb je meestal gedaan wat je ouders van je verwachten?
• Wat doe je als andere mensen kwaad op je zijn?
• Vind je meegaan met de mode belangrijk?
• Wat doe je het liefst als je merkt dat er een conflict in de groep is?
• Houd je je altijd aan de verkeersregels?
• Werk je om te leven of leef je om te werken?
• Vind je dat je je leidinggevende altijd zou moeten gehoorzamen?
• Hoe belangrijk zijn bezittingen voor jou? Leen jij gemakkelijk iets uit aan anderen?
• Hoe belangrijk is het huwelijk voor jou?
• Vind jij dat oudere mensen altijd respect verdienen?
• Vind je dat je aan alle wensen van patiënten/cliënten/klanten/leidinggevenden moet voldoen?
• Vind je dat je leidinggevende rekening moet houden met de vrije dagen die jij wilt hebben?