Socrates (470 - 399 v Chr.)
Door zijn manier van vragen stellen leerde hij mensen niet iets nieuws, maar haalde hij iets naar buiten dat al in iemand aanwezig is! Hij ging in gesprek, luisterde en stelde open vragen. In de Griekse oudheid deed hij dat veel en trok erop uit. Hij was van mening dat je je leven moest onderzoeken.
Hij sprak veel burgers in Athene, ook veel jongeren. Zijn doel was dat ze een zo groot mogelijke bijdrage konden leveren aan de samenleving. Dat de jongeren meer gingen nadenken en niet zomaar alles 'klakkeloos' aannamen en vragen gingen stellen aan 'staatsheren'.
Mensen vonden dat Socrates de jeugd hierdoor opstandig maakte. Er kwamen namelijk meer jongeren die in opstand kwamen tegen 'de staat'. Doordat hij voor zoveel opstand zorgde moest hij het gevang in wegens 'jeugdbederf' en het 'niet volgen van de staatsgoden'.
Socrates vond dat mensen zich moesten ontwikkelen; bleef hier achter staan en heeft in het gevang de gifbeker gekregen.
Socrates heeft zich vooral gericht tot de ethiek! Ethica; normen en waarden ; welbevinden.
1. Het enige wat ik weet is dat ik niets weet. Ik heb alle meningen doorgrond die doorgaan voor kennis maar het niet zijn.
2. Sluit niet snel vriendschap, maar blijf een eenmaal gesloten vriendschap altijd trouw.
3. Onwetendheid is de bron van alle kwaad.
4. Wie niet tevreden is met wat hij heeft, zal ook niet tevreden zijn met wat hij krijgt.
5. Denken, is de ziel die met zichzelf praat.
6. Je ziet de dingen niet zoals ze zijn. Je ziet de dingen zoals je bent
7. Wijsheid begint met verwondering
8. Laat degene die de wereld in beweging wil zetten, eerst zelf in beweging komen.