Blok 4: Spanning

Een verhaal is spannend als je steeds verder wilt lezen. Spanning ontstaat doordat het verhaal vragen bij je oproept over de afloop van een gebeurtenis, of over de afloop van het hele verhaal. Zulke vragen noemen we spanningsvragen. Als je een antwoord wilt op die vragen, móét je wel doorlezen.
Voorbeelden van spanningsvragen zijn:
• Mag de hoofdpersoon meespelen in Jong Oranje?
• Lukt het de hoofdpersoon om achter het geheim van haar beste vriendin te komen?
• Zal het wel goed aflopen met de hoofdpersoon nu hij in zo’n gevaarlijke situatie zit?

Belangrijke woorden die je moet kennen:

Spanning: het gevolg van een onbeantwoorde vraag. Hoe langer het antwoord uitblijft, hoe groter de spanning.
Het achterhouden van informatie: iets pas later vertellen.
Cliffhanger: Als de schrijver het verhaal op een spannend moment afbreekt en overgaat op een andere verhaallijn.
Onverwachte wending: Er gebeurt iets wat je als lezer niet had verwacht.

 

Opdracht spanning
'Spanning' is een element in boeken en films dat maakt dat je verder móét lezen/kijken. Je wilt weten wat er gebeurt of gebeurd is en hoe het verhaal afloopt.

Vraag 1
Je hebt vast wel eens een thriller gelezen of gezien. Houd je van zulke spannende boeken/films? Wat is de titel van de laatste thriller die je hebt gelezen of gezien?

Vraag 2
Een schrijver stopt bewust allerlei dingen in een thriller die voor spanning zorgen. Denk eens na over welke dingen zo’n boek of film spannend maken. Wat zorgt er nu voor spanning (Engels 'suspense')? Om die vraag gedetailleerder te beantwoorden kijk je naar 'spanningselementen'. Houd daarbij het boek of de film – genoemd in je antwoord op vraag 1 – voor ogen. Benoem en beschrijf de spanningselementen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan:

Voorbeeld 1
geheimen: weten bepaalde figuren iets wat anderen beslist niet mogen weten? Wat voor dingen zijn dat? Dreigen geheimen verklapt te worden? Geef een paar voorbeelden.

Voorbeeld 2
de plaats waar zich iets afspeelt: zijn er specifieke locaties die voor extra spanning zorgen? Welke bijvoorbeeld?

Voorbeeld 3
personages: zijn er figuren die angst oproepen, die gevaarlijk lijken? Wat voor mensen zijn dat?

Voorbeeld 4
taal: is er een bepaalde manier van praten (of misschien juist zwijgen) die voor spanning zorgt?

Voorbeeld 5
waarnemingen: zorgen waarnemingen (wat personages zien, horen, voelen, ruiken) voor extra spanning?

Voorbeeld 6
verwachtingen: gebeuren er heel andere dingen in het verhaal of in de film die je verwacht? Ontstaat er een schrikeffect bij bepaalde passages of scènes?