Korte omschrijving lessenserie
De lessenserie richt zich op de rol van kleding in onze maatschappij. Kinderen gaan aan de slag met vooroordelen, beoordelen, het effect en de rol van kleding. Levensbeschouwelijke dimentie: Hoe kom ik tot een oordeel? Wat is belangrijk als het gaat om oordelen?
Doelgroep
Groep 7-8, Synthetisch-conventionele ontwikkelingsperiode.
Morele ontwikkeling
Volgens de theorie van Kolhberg rondom de morele ontwikkeling bevinden de kinderen zich in de conventionele ontwikkelingsperiode, stadium 1 (Schepper, 2017). De beoordeling van wat goed of fout is, is vooral afhankelijk van de persoonlijke verwachtingen en de wil om zich te kunnen
Identiteitsontwikkeling
Volgens de theorie van Erikson rondom de identiteitsontwikkeling bevinden deze kinderen zich in de arbeidzaamheid-minderwaardigheid fase (Schepper, 2017). Kinderen leren veel nieuws in deze periode. Hierdoor zijn kinderen veel bezig met vergelijken van zichzelf met groepsgenoten, ouders en eventueel de leerkracht. Belangrijk is positieve bekrachtiging.
Levensbeschouwelijke ontwikkeling
Volgens de theorie van Fowler rondom de levensbeschouwelijke ontwikkeling bevinden de kinderen zich in de synthetische-conventionele levensbeschouwing (Schepper, 2017). Ze zijn nog heel erg afhankelijk van invloeden (meningen en oordelen) van buitenaf. Ze willen graag ergens bij horen of zich juist afzetten en zijn zoekende naar symbolen die hierbij passen. De samenhang is nog vaag. Ze kunnen zich beter verplaatsen in de visie van een ander, ze kunnen van daaruit wel naar zichzelf kijken maar vergelijken van standpunten is nog moeilijk door de emotionele betrokkenheid. In alles lessen gaan we aan de slag met eigen kijk op kleding, we gaan in op ervaringen en onderzoeken van waaruit oordelen en beoordelen ontstaat.
Ontwikkeling van de verbeelding
Volgens de theorie van Egan rondom de ontwikkeling van de verbeelding bevinden de kinderen zich in de romantische fase (Schepper, 2017). Dit houdt in dat ze feiten willen onderscheiden van fictie, ze kunnen de emoties van zichzelf en anderen beter benoemen en begrijpen.
Basisvaardigheden & Doelstellingen
|
Aspecten |
Vaardigheden |
Doelen |
Activiteit |
Ontwikkeling |
Les 1 |
Beelden Ervaringen Rituelen |
Waarnemend verkennen |
Leerlingen leren op verkenning te gaan en zich open te stellen voor de wereld om hen heen. |
Via het verhaal van de personages uit de drie filmpjes. Koppelen eigen ervaring met kleding aan personages. |
Kinderen zijn opzoek naar symbolen om ergens bij te willen horen in deze fase, de samenhang is nog vaag (Schepper, 2017). |
Verbeelden |
Leerlingen leren door verbeelden verbanden leggen en ervaringen samen te brengen tot een samenhangende geheel. |
Leerling doet betekenisvolle ervaringen op door zich te verplaatsen in personages en vervolgens hun eigen ervaring te koppelen aan de verhalen die de personages vertellen door zelf kledingstijlen te tekenen die ze graag dragen. |
Leerlingen willen graag onderscheid maken tussen fictie en feiten in deze fase. Verbeelding moet in deze fase meer op de werkelijkheid gericht worden (Schepper, 2017). |
||
Redeneren |
Leerlingen leren woorden geven aan ervaringen en gedachten. |
Leerlingen leggen uit welke kleding ze graag dragen, welke kleding en waarom de personages graag dragen. |
Leerlingen zijn nog erg afhankelijk van mening van anderen in deze fase (Schepper, 2017). Eerste stap tot het redeneren is door ze gevoel en gedachten te laten benoemen en uitleggen. |
||
Communiceren |
De leerlingen leren op respectvolle wijze met elkaar communiceren over verschillen en ervaringen. |
Leerlingen wisselen hun eigen ervaringen met kleding onderling uit. Leerlingen laten de ervaring van een ander toe zonder dit af te doen als onzin. |
Echt dialoog is nog niet mogelijk, omdat eigen mening nog te onzeker is en vergelijking met andere mening nog niet mogelijk in deze fase (Schepper, 2017). |
||
|
Evaluatie |
Hanteert de begrippen ‘mening’ ‘ik vind’ ‘ik denk’ en ‘gevoel’ ‘ik voel’ ‘omdat’ bij het omschrijven van de gedachten en ervaringen van zichzelf met betrekking tot kledingstijlen en het benoemen van gedachten en ervaringen van de personages uit de filmpjes.
Redenatie is zichtbaar door beantwoorden vragen bij het teken van hun eigen kledingstijl, alle drie de vragen zijn beantwoord en kunnen door de leerling worden terug verteld.
Leerlingen tonen in het dialoog een actieve luisterhouding: kijken elkaar aan, zijn stil wanneer de ander praat en kunnen drie woorden teruggeven die ze hebben gehoord. |
|||
Vakintegratie |
Wereldoriëntatie, Burgerschrap, Digitale wijsheid, Mondelinge taalvaardigheid. |
||||
Les 2 |
Opvattingen |
Verbeelden |
Leerlingen leren door verbeelden verbanden leggen en ervaringen samen te brengen tot een samenhangende geheel. |
Leerlingen verplaatsen zich in het dragen van diverse kledingstukken en denken na over waarom en wie deze kledingstukken dragen. |
Leerlingen willen graag onderscheid maken tussen fictie en feiten in deze fase. Verbeelding moet in deze fase meer op de werkelijkheid gericht worden (Schepper, 2017). |
Redeneren |
Leerlingen leren een waarom koppelen aan hun ervaring en gedachten. |
Leerlingen denken aan de hand van denk vragen na over wat oordelen over kleding voor hun betekent, hoe zij dit vormgeven in het dagelijks leven en worden gestimuleerd om aan hun idee een waarom te koppelen. |
Leerlingen zijn nog erg afhankelijk van mening van anderen in deze fase (Schepper, 2017). Eerste stap tot het redeneren is door ze gevoel en gedachten te laten benoemen en uitleggen. |
||
Communiceren |
De leerlingen leren op respectvolle wijze met elkaar communiceren over verschillen en ervaringen. |
Leerlingen gaan met elkaar in gesprek over de vragen rondom oordelen over kleding in een speeddate. Belangrijk daarbij is dat ze naar elkaar luisteren zonder de ‘waarom’ van een ander af te doen als raar of gek (niet afwijzen). |
Echt dialoog is nog niet mogelijk, omdat eigen mening nog te onzeker is en vergelijking met andere mening nog niet mogelijk in deze fase (Schepper, 2017). Een gesprek kunnen voeren en luisteren naar de mening van een ander zonder dit meteen te beoordelen is al een stap in de goede richting (Schepper, 2017). |
||
|
Evaluatie |
Leerlingen benoemen hoe ze het kleding stuk aantrekken, waar ze het vaak zien en kunnen benoemen waarom zij denken dat dit kleding stukken door hun personage wordt gedragen.
Laten redenatie zien door een mening of gevoel te verwoorden met een korte uitleg van de ‘waarom’, gebruiken bijvoorbeeld signaalwoord ‘omdat’.
De leerling is stil terwijl de andere leerling antwoord geeft op de vraag. De leerlingen schudden handen nadat beide hun gedachten hebben gedeeld in hun antwoord (respect tonen). |
|||
Vakintegratie |
Wereldoriëntatie, Burgerschap, Digitale geletterdheid, Mondelinge taalvaardigheid. |
||||
Les 3 |
Moraal Sociale verbanden Verbondenheid beleven |
Handelen |
|
|
|
Communiceren |
De leerlingen leren op respectvolle wijze met elkaar communiceren over verschillen en ervaringen. |
Leerlingen gaan met elkaar in gesprek over regels (normen) die ze hebben bedacht bij het oordelen in de klas. Ze laten elkaar uitpraten en worde n gestimuleerd op elkaar te reageren. |
Echt dialoog is nog niet mogelijk, omdat eigen mening nog te onzeker is en vergelijking met andere mening nog niet mogelijk in deze fase (Schepper, 2017). |
||
|
Evaluatie |
Benoemt minimaal één aspect wat hij of zij belangrijk vind als het gaat om oordelen.
Benoemt minimaal één regel, die past bij zijn of haar waarde als het gaat om oordelen. (Leerkracht helpt bij het positief formuleren). |
|||
Vakintegratie |
Burgerschap |
Ik laat kinderen zich heel bewust beelden van kleding in zich opnemen, omdat bewust steel staan van belang is om hun wereld te verkennen en te vergroten (Schepper, 2017). Ik combineer vragen die op het kind zijn gericht met vragen die zich naar de buitenwereld zijn gericht, omdat kinderen hierdoor verschillende perspectieven in kunnen nemen, ervaren dat ze onbewust zelf ook van mening veranderen. Het stimuleert de verbeelding en redenering, dit is van belang, omdat beide vaardigheden niet zonder elkaar kunnen voor een goede levensbeschouwelijke ontwikkeling (Schepper, 2017). Ook communiceren krijgt een grote rol, doordat kinderen vaak gevraagd wordt gedachten met elkaar uit te wisselen, vragen te stellen aan elkaar, op elkaar te reageren en in samenwerking op zoek te gaan naar overeenkomsten en verschillen. Het is van belang dat kindeen goed leren communcieren, omdat levensbeschouwelijke informatie alleen tot zijn recht komt als kinderen betrokken waardoor er openheid ontstaan (Schepper, 2017). Als laatste is er aandacht voor het handelen, kinderen ontwerpen samen een groepssymbool, groepsregel en bundelen samen hun overeenkomsten en verschillen. Het is van belang om te leren doorzetten, uitvoeren en kiezen, omdat dit invloed heeft op overtuigingen en opvattingen, het morele en de sociale aspecten van levensbeschouwing (Schepper, 2017).
Bronnen
Schepper, J. (2017). Levensbeschouwing ontwikkelen. Amersfoort: Kwintessens
Kopmels, T. (2020). Verhalen vertellen en vragen stellen. Groningen: Noordhoff.