Om aan te geven hoe warm het buiten is, gebruik je de temperatuur. De temperatuur meet je met een thermometer.
Temperatuur wordt vaak gemeten in graden Celsius (˚C).
De temperatuur van smeltend ijs is 0˚C (graden Celsius) en die van kokend water is 100˚C.
Een bekende thermometer is de vloeistofthermometer.
Een vloeistofthermometer betsaat uit een vloeistofreservoir gevuld met een gekleurde vloeistof, een dunne glazen buis en een schaalverdeling.
Een vloeistofthermometer maakt gebruik van het principe dat als de temeratuur stijgt een vloeistof uitzet. Als de temperatuur stijgt, zet de vloeistof in het reservoir uit en stijgt de vloeistof in de stijgbuis.
Hoe maken ze een thermometer?
Reservoir in het ijs zetten, de hoogte van de vloeistof geeft 0˚ C aan (ijkpunt 1). Reservoir in kokend water hangen en dan geeft de hoogte van de vloeistof 100˚C aan (ijkpunt 2). De ruimte tussen de 0 en 100 verdeel je in 100 gelijke delen. Klaar.