Van de termen die in medicijneninformatie gebruikt worden de volgende uitleggen:
dosis o substitutie o uitsluipen
dosisinterval o profylactisch gebruik o interactie
generieke naam o curatieve toepassing o cumulatie
indicatie o symptomatische behandeling o therapeutische breedte
contra-indicatie (relatief en absoluut) o halfwaardetijd
orale toediening o kuur o oplaaddosis
parenterale toediening o insluipen
onderhoudsdosering
Over de toepassing, de inname en opname van medicijnen kun je:
Voorbeelden en voordelen noemen van plaatselijke toediening.
Benoemen waar en hoe een oraal toegediend middel uiteindelijk in het bloed komt.
Factoren noemen die na orale toediening snelle opname bevorderen.
Benoemen waarom medicijnen zittend en met ruim water moeten worden ingenomen.
Benoemen waarom sommige medicijnen niet bij de maaltijd mogen worden toegediend.
Voor- en nadelen van vertraagde afgifte noemen.
Benoemen waarom middelen met vertraagde afgifte precies volgens voorschrift moeten worden toegediend.
De reden noemen waarom middelen ‘enteric-coated’ zijn.
Benoemen wanneer insluipen en uitsluipen nodig is.
Het first-pass-effect benoemen.
Voor- en nadelen van rectale toediening benoemen en wanneer rectale toediening nodig is.
De verschillende parenterale toedieningswijzen noemen.
Over de uitscheiding van medicijnen:
Benoemen welke organen medicijnen afbreken en uitscheiden.
Benoemen wat de halfwaardetijd zegt over de uitscheiding van medicijnen.
Verschillende oorzaken benoemen waarom de uitscheiding bij de ene persoon sneller gaat dan bij een ander.
Medicijnen noemen die onder de opiumwet vallen en drie onderdelen noemen in hoe je met deze medicijnen omgaat.
De geneesmiddelenreader gebruik je bij het vertellen wat de werking, indicatie en bijwerkingen zijn van in ieder geval de volgende medicijnen:
Centraal werkende analgetica (opiaten) o anti-emetica
Sedativa (sederende middelen) o antipsychotica
Antidepressiva o NSAID’s
Corticosteroïden o immunosuppressiva
Fibrinolyse, trombolyse o bètablokkers
Vaatverwijders o ACE-remmers
Diuretica o luchtwegverwijders
Anticoagulantia (orale antistolling en Fraxiparine)
Calciumantagonisten o benzodiazepinen
Inleiding
De arts schrijft medicijnen voor, op basis van indicatie, rekening houdende met contra-indicaties en mogelijke interacties. Als de patiënt de medicatie niet zelf kan beheren, is de verpleegkundige verantwoordelijk voor het aanreiken, toedienen, uitzetten, klaarzetten en beheren van medicijnen. Hiervoor heb je wel kennis van de medicatieleer nodig.
Voorbereiding
Bekijk ter voorbereiding op de les de volgende video
Neem daarnaast de toegevoegde PowerPoint die als bestand is toegevoegd door. Hierin komen veel termen vanuit de leerdoelen aan bod.
Opdracht
Bekijk na het doornemen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.
Opdracht studieactiviteit
Maak de opdracht studieactiviteit: Basisbegrippen die is toegevoegd als bestand.
Onderwijsactiviteit
De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de volgende leerdoelen:
Medicijnen noemen die onder de opiumwet vallen en drie onderdelen noemen in hoe je met deze medicijnen omgaat.
Vervolgens maak je in twee- of drietallen de opdracht onderwijsactiviteit: “Medicatie” die is toegevoegd als bestand. Deze opdracht lever je in via Teams bij de docent. De docent maakt hiervoor een opdracht aan.