Biomoleculen zijn organische moleculen die aanwezig zijn in levende cellen. Zonder deze moleculen kan een organisme niet bestaan/ functioneren. Organische moleculen die voorkomen in levende cellen zijn koolhydraten, eiwitten, vetten en nucleïnezuren.
Indicatoren zijn stoffen die van kleur veranderen als ze reageren met bepaalde andere stoffen. Die kleurverandering is met het blote oog te zien.
In de praktijk gaan jullie biomoleculen aantonen met indicatoren.
Maak samen met je halve SLB-groep een overzicht in tabelvorm. Hierin geef je aan met welke indicator je welk (bio) molecuul aantoont en welke kleurverandering optreedt bij een positieve reactie.
Ook beantwoord je onderstaande vragen. (Zowel de vraag als het antwoord worden onder de tabel geplaatst.)
Opdracht |
Criteria |
O-V-G |
Opdracht 5.1 Biomoleculen en indicatoren |
Gegevens zijn verwerkt in een overzichtelijke tabel met titel en indien van toepassing voorzien van een legenda |
|
Alle waarnemingen, meetwaarden en resultaten zijn op de juiste wijze verwerkt. |
|
|
Door middel van de vragen is gereflecteerd op de waarnemingen, meetwaarden en resultaten. |
|
Voor chemie maak je van het experiment ‘fosforzuur in cola’ een rapportage. De individuele resultaten worden besproken in de SLB-groep en hieruit worden conclusies getrokken.
Maak samen met je SLB-groep een overzicht van de meetwaarden. Hierin geef je aan welke resultaten je uiteindelijk mee neemt in een rapportage. Bij de meetwaarden die je niet meeneemt geef je aan waarom deze meetwaarden niet betrouwbaar zijn.
Ook moeten de vragen die bij deze opdracht horen worden beantwoord.
Bedenk welke fouten er op welke manier invloed hebben op het eindresultaat. Hou daarbij de ijklijn in het oog.
Format Notulen Spectrofotometrie
Opdracht |
Criteria |
O-V-G |
Opdracht 5.2 Spectrofotometrie |
Het bijbehorend format is gebruikt. |
|
Alle waarnemingen, meetwaarden en resultaten zijn op de juiste wijze verwerkt. |
|
|
Door middel van de vragen is gereflecteerd op de waarnemingen, meetwaarden en resultaten. |
|
In periode 1.1 heb je de theorie geleerd over het maken van een blokschema en een flowsheet. Tijdens de projecttaak in periode 2 ga je de theorie in de praktijk uitvoeren. Processchema’s zijn belangrijk voor de operator. Hierin kun je aflezen hoe een machine of productielijn er uit ziet.
In de proceshal staat een CIP installatie. Je gaat een aantal tekeningen maken van deze installatie. In deze opdracht is het de bedoeling dat je een blokschema maakt van de gehele installatie en daarnaast een zo uitgebreid mogelijke flowsheet maakt. Zorg ervoor dat alle onderdelen benoemd worden: afsluiters, meters, leidingen enzovoort.
Je hoeft hiervoor niet per se te wachten tot je het practicum hebt gedaan. Je mag, als je dat aandurft, ook eerder de installatie in kaart brengen. Vraag eventueel aan de instructeur of docent om uitleg.
Overleg met hen over het inlevermoment.
Lees de theorie uit p1.1 hoofdstuk 6 nogmaals door. Pas dan deze theorie toe in de opdracht. Vraag eventueel hulp aan de vakdocent.
Opdracht |
Criteria |
O-V-G |
Opdracht 5.3 Blokschema en Flowsheet |
Schema’s zijn correct uitgevoerd |
|
Blokschema en Flowsheet |
|
|
De eisen aan de taak zijn opgenomen in de inventarisatie |
|
|
De taakverdeling is duidelijk |
|
|
Per product is een deadline vastgesteld |
|
Tijdens de practica kom je vaak tegen dat afvalstromen gescheiden moeten worden. Vloeistoffen mogen niet zomaar door de gootsteen, maar ook besmet afval kan gevaarlijk voor de volksgezondheid zijn.
Maak een digitale poster. Op deze poster moet worden weergegeven op welke wijze het afval vanuit de laboratoria (zowel chemisch- als biologisch afval) en de proceshal wordt gescheiden.
Maak tijdens de practica foto's die je op de poster kunt gebruiken.
Opdracht |
Criteria |
O-V-G |
Opdracht 5.4 Scheiding van chemisch- en biologisch afval |
Voldoet aan de eisen van een poster. |
|
Voldoet aan de overige eisen van de opdracht. |
|
|
De poster geeft duidelijk en overzichtelijk de verschillende afvalstromen weer. |
|