Persoonsvorm verleden tijd

Zwakke werkwoorden

Bij zwakke werkwoorden verandert de klank van de klinkers niet.

Gebruik bij zwakke werkwoorden t x k f s ch p:

Als de letter voor de uitgang -en van het hele werkwoord een letter uit t x k f s ch p is, schrijf de verleden tijd dan als: ik-vorm + te(n). Bij de andere letters schrijf je: ik-vorm + de(n).

Voorbeelden:

Sterke werkwoorden

Bij sterke werkwoorden verandert de klank van de klinkers.

De vervoeging van sterke werkwoorden levert geen problemen op: je schrijft wat je hoort.

Voorbeelden:

Onthoud: een persoonsvorm verleden tijd spel je nooit met -dt. Fout zijn dus: zij werdt, hij vondt.

Engelse werkwoorden

Engelse werkwoorden die in het Nederlands gebruikt worden, vervoeg je alsof het Nederlandse werkwoorden zijn. Je schrijft: wij mixten, zij raceten, hij deletete, zij rugbyde.