https://www.youtube.com/watch?v=M5t5lbZqu_I
Zakelijke teksten bestaan uit drie delen: inleiding, middenstuk en slot. Elk deel heeft binnen de tekst zijn eigen functie.
De inleiding
De inleiding van een tekst bestaat meestal uit de eerste twee à drie alinea's. Je herkent de inleiding aan (1) inhoudelijke en soms aan (2) typografische kenmerken:
1. Inhoudelijke kenmerken van de inleiding
De inleiding trekt de aandacht van de lezer met behulp van:
De inleiding geeft aan wat het onderwerp van de tekst is.
In een beschouwing staat in de inleiding ook de vraagstelling of probleemstelling.
In een betoog staat in de inleiding vaak de stelling (het standpunt, de mening) die de schrijver verdedigt. Dat is meteen de hoofdgedachte van de tekst. Soms is de stelling geformuleerd als vraag.
De inleiding geeft soms de opbouw van de tekst aan. Er wordt dan aangekondigd welke deelonderwerpen aan de orde komen, bijvoorbeeld in de vorm van vragen die de schrijver stelt.
2. Typografische kenmerken van de inleiding
Witregels scheiden de inleiding van het middenstuk.
De inleiding is cursief of vet gedrukt.
Het middenstuk
Het middenstuk behandelt de diverse aspecten van het onderwerp: de deelonderwerpen. Denk aan 'gevolgen', 'voordelen' of 'oplossingen'. Soms beslaat een deelonderwerp één alinea, soms enkele alinea's.
Om vast te stellen bij welke alinea elk van de deelonderwerpen begint, gebruik je de aanwijzingen in de tekst, zoals (1) structurerende zinnen, (2) alineaverbanden en signaalwoorden en (3) typografische kenmerken.
1. Structurerende zinnen
Vaak kondigen de eerste zinnen van een tekstgedeelte een deelonderwerp aan en ronden de slotzinnen het af. Aankondigende en afrondende zinnen heten structurerende zinnen.
2. Alineaverbanden en signaalwoorden
Sommige alinea's horen bij elkaar en vormen samen een deelonderwerp. Het verband tussen alinea's herken je vaak aan signaalwoorden.
3. Typografische kenmerken
Het slot
Het slot wordt gevormd door de laatste alinea('s) van een tekst. Ook het slot herken je aan (1) inhoudelijke kenmerken en soms aan (2) typografische kenmerken.
1. Inhoudelijke kenmerken
2. Typografische kenmerken
Vaste tekststructuren
Een tekst is vaak opgebouwd volgens een vaste structuur. Als je die herkent, wordt de tekst duidelijker en begrijpelijker.
Voor welke tekststructuur een schrijver kiest, hangt af van diens onderwerp en schrijfdoel. Hieronder staan de vaste structuren in schema.
1. Argumentatiestructuur
inleiding | stelling, standpunt (eventueel als vraag) |
middenstuk |
argumenten voor de stelling tegenargumenten + weerlegging |
slot | herhaling stelling (of beantwoording vraag) |
2. Aspectenstructuur
inleiding | onderwerp |
middenstuk |
diverse aspecten van het onderwerp |
slot | samenvatting |
3. Probleem/oplossingstructuur
inleiding | probleem |
middenstuk |
gevolgen (waarom is het een probleem?) oorzaken oplossingen |
slot | de beste oplossing |
4. Verklaringsstructuur
inleiding | bepaald verschijnsel |
middenstuk |
kenmerken/voorbeelden verklaring(en)/oorzaak of oorzaken/reden(en) |
slot | samenvatting |
5. Verleden/heden(/toekomst)structuur
inleiding | onderwerp |
middenstuk |
situatie vroeger situatie nu |
slot | conclusie of situatie in de toekomst |
6. Voor- en nadelenstructuur
inleiding | vraag of stelling |
middenstuk |
voor- en nadelen |
slot | afweging, conclusie |
7. Vraag/antwoordstructuur
inleiding | vraag |
middenstuk |
antwoord(en) |
slot | samenvatting of conclusie |