In deze les gaan we op onderzoek uit in de bijbel. Via de onderstaande link kun je in de digitale versie van de bijbel terecht.

Gebruik bij de Bijbestudie deze link
Leerdoelen Bijbelstudie
Opdracht 1
Neem onderstaande teksten over in je portfolio.
Lees Efeziërs 6: 12.
Vul de ontbrekende woorden in.
‘Onze …………………………….. is niet gericht tegen mensen, maar tegen hemelse vorsten, de heersers en de ……………………………... van de ………..………………, tegen de kwade ……………………………… in de hemelsferen.’
Lees 1 Johannes 1: 5.
Vul de ontbrekende woorden in.
‘God is ………………, er is in Hem geen ………………. van ………………………………….…’
Van alle tijden (10 vragen)
Mensen hielden zich vroeger ook al bezig met het occulte. De apostelen uit de Bijbel hadden ermee te maken. Van hen valt te leren hoe we ermee om kunnen gaan. De macht waaruit zij leefden was veel krachtiger dan alle andere machten samen. Zij leefden uit de macht van Jezus Christus. Wat de Bijbel daarover vertelt is nog altijd actueel.
Op hun reizen krijgen de apostelen weer te maken met grote tegenstand. Die tegenstand komt van de duivel of satan. Overal waar de naam van Jezus bekendgemaakt wordt is de tegenstander actief. Dat gebeurt vaak op een manier die niemand verwacht. Een voorbeeld hiervan lees je in Handelingen 13: 4 t/m 12. Samen met Silas gaat Paulus op zijn eerste zendingsreis naar het eiland Cyprus. Dat ligt ten zuiden van Turkije. Daar ontmoeten zij een tovenaar, een valse profeet. De gouverneur van het eiland toont belangstelling voor het evangelie, maar de tovenaar Elymas probeert hem ervan af te houden. Paulus noemt deze tovenaar een kind van de duivel en hij bestraft hem.
Lees Handelingen 13: 4 t/m 12.
1. Wat zegt Paulus tegen Elymas als hij de gouverneur (proconsul) van het evangelie wil afhouden?
2. Paulus bestraft Elymas. Welke straf krijgt Elymas?
Paulus krijgt ook in andere plaatsen te maken met tegenstand. Lees de aangegeven Bijbelgedeelten. Geef antwoord op de onderstaande vragen.
Lystra
Lees Hand. 14: 8 t/m 18.
3. Welk wonder verricht Paulus?
4. Waarmee worden Paulus en Barnabas vergeleken en welke namen krijgen zij?
5. Welke reactie geeft Paulus hierop?
6. Waarvan kunnen Paulus en Barnabas de menigte weerhouden?
Filippi
Lees Hand. 16: 16 t/m 18.
7. Wat is er met de jonge vrouw (slavin) aan de hand?
8. Wat zegt de jonge vrouw (slavin)?
9. Is het waar wat de jonge vrouw (slavin) zegt? Leg je antwoord uit.
10. Wat zegt Paulus en wanneer zegt hij dit?