Na een grondige analyse van jouw onderzoek tot nu toe schrijf je een verbeterplan en je gaat dit plan uitvoeren.
Hoe ga je dat doen?
Nu je je onderzoek hebt uitgevoerd, je gegevens hebt verzameld en geanalyseerd is het tijd om terug te gaan kijken. Wat heb je nu precies geleerd van je praktijkonderzoek? Om de cirkel rond te maken doen we dit wederom aan de hand van de CIMO-logica.
Je pakt je oorspronkelijke CIMO-schema er weer bij. Wat je in dit CIMO schema hebt staan beschouw je een uitwerking van hetgeen je beoogde. Hier kun je vervolgens onder plaatsen wat er in de praktijk precies gebeurde. Verschillen tussen beoogd en reëel vormen de ingang voor nadere reflectie.
De rode delen komen dus letterlijk uit het CIMO-schema dat je ingeleverd hebt met het onderzoeksplan.
Vraag-in-context
Beoogd (in de voorbereiding)
Wat was de beginsituatie van mijn lerenden voor de inzet van het prototype in relatie tot de outcome die ik met hen wilde bereiken?
Met welke contextfactoren dacht ik rekening te moeten houden?
Reëel (na de uitvoering)
Hoe kijk ik nu aan tegen deze beginsituatie van mijn leerlingen? Was die voor alle leerlingen hetzelfde? Welke subgroepen van leerlingen zie ik achteraf in deze beginsituatie en wat zijn hun kenmerken?
Klopte mijn inzicht belangrijke contextfactoren of speelden er (ook) andere relevante zaken?
Interventies
Mechanismen
Outcome
Beoogd (in de voorbereiding)
Welke werkzame interventies zaten er in mijn prototype?
Per interventie, wat dacht ik dat mijn lerenden zouden gaan doen door deze interventie? Op basis waarvan had ik deze verwachting?
Wat wilde ik bereiken met de lerenden met mijn prototype?
Reëel (na
uitvoering)
Hoe kwamen deze interventies in de praktijk uit de verf, kijkend naar de resultaten? Gaven mijn onderzoeks-
instrumenten mij voldoende informatie hierover?
Per interventie, wat gingen de lerenden feitelijk doen? Gaven mijn onderzoeks-
instrumenten mij voldoende informatie hierover?
Wat heb ik feitelijk met deze lerenden bereikt tot nu toe, en geldt dit voor alle lerenden? Gaven mijn onderzoeks-
instrumenten mij voldoende informatie hierover?
Na het invullen van dit schema (zover als mogelijk), kun je de volgende reflectievragen beantwoorden en uitwerken:
Beginsituatie en uitkomst (‘Reflectie op het vraagstuk’)
Werd mijn beeld van de beginsituatie bevestigd of zat het anders/genuanceerder? Klopte mijn beeld van de beginsituatie voor al mijn leerlingen of alleen voor een deel van de klas?
Heb ik mijn beoogde uitkomsten bereikt met mijn les(sen)? Welke uitkomsten wel en welke niet? Bij welke leerlingen wel en bij welke leerlingen niet?
Wat zegt dit mij over de beginsituatie voor de inzet van mijn herontwerp?
Wat zegt dit mij over de beginsituatie en de outcome voor de inzet van mijn herontwerp?
Als ik een stap achteruit doe, zijn/waren dit dan de meest wenselijke outcomes voor al mijn leerlingen?
Wat betekenen de antwoorden op deze vragen voor de bijstelling van mijn onderzoeksopzet?
Interventies, mechanismen en uitkomst (‘Reflectie op het handelen’)
Als ik terugkijk naar de verschillende beoogde ‘interventie-mechanisme-outcome ketens’, waren deze dan achteraf juist? Waarom wel niet?
Wat zou ik in loop twee anders doen en waarom? Waarom zou dit beter werken? Wat zegt mijn pedagogische en (vak)didactische literatuur hierover? Welke andere mogelijkheden zie ik nog?
Hoe zou mijn aanpak nog aantrekkelijker, uitdagender, (inter)actiever en/of inclusiever kunnen voor al mijn leerlingen?
Wat betekenen de antwoorden op deze vragen voor de bijstelling van mijn onderzoeksopzet?
Zicht op leren en het welbevinden van je leerlingen (‘Reflectie op het evalueren’)
Via welke evaluatiemiddelen/instrumenten ben ik aan de informatie in mijn CIMO-reflectie gekomen (werk van lerenden/toetsing, exit tickets, observaties et cetera)?
Hebben deze evaluatiemiddelen/instrumenten mij voldoende informatie gegeven om deze reflectie uit te voeren, met andere woorden: hebben ze me het juiste inzicht gegeven in de leeropbrengst, het leerproces en/of het welbevinden van (al) mijn leerlingen (‘validiteit’)? Kan het nog gerichter, scherper, aantrekkelijker, uitdagender, (inter)actiever en/of inclusiever voor al mijn leerlingen?
Zou ik deze evaluatie nog kunnen versterken door:
meerdere perspectieven te betrekken (bijv. naast mijn eigen perspectief ook het perspectief van de leerling ophalen; ‘triangulatie’). Zo ja, hoe?
de evaluatie beter te laten aansluiten bij mijn onderwijspraktijk en mijn leerlingen (‘ecologische validiteit’). Zo ja, hoe?
Wat betekenen de antwoorden op deze vragen voor de bijstelling van mijn onderzoeksopzet?
Trekt conclusies over het eigen handelen als docent-onderzoeker passend bij de beschreven resultaten, met oog voor de beperkingen van het onderzoek en de context waarin het is uitgevoerd.
Past het (denken over het) eigen handelen als docent-onderzoeker aan op grond van de getrokken conclusies en vakdidactische literatuur.
Het is belangrijk om niet stug een prototype in te blijven zetten dat niet (zo goed) werkt. Je moet alert blijven op manieren waarop het protype verbeterd zou kunnen worden.