Opdracht 1

Opdracht 1:

 

Maak de volgende invulopdracht individueel:

Urine vormt zich in de ..... De urine gaat vervolgens via de ...1.. naar de blaas. De blaas is een ...2.. spier die urine kan opslaan en lozen. De meeste mensen krijgen aandrang om te plassen als er ..3.. tot ..4.. ml urine in de blaas zit. Het onderste deel van de blaas is de ...5.. Deze sluit aan op de ...6.. die uit spierweefsel bestaat. Op de plek waar de urine door de bekkenbodem loopt, zit de buitenste ..7...  Als je moet plassen ontspannen de ..8.. en de ...9.. zich en trekt de ...10.. zich samen. Als een zorgvrager niet kan urineren en dus last heeft van ..11.. kan het inbrengen van een blaaskatheter een oplossing zijn.

Vervolgens bespreekt de docent de opdracht klassikaal.