De grondleggers van het utilisme zijn: John Stuart Mill en Jeremy Bentham
Jeremy Bentham is geboren op 15 februari 1748 en overleed 6 juni 1832. Hij studeerde rechten, omdat hij advocaat wilde worden. Zijn ambitie voor advocaat maakt plaats voor een wijsgerige interesse in wetgeving en rechtspraak. Zo wordt hij een vooraanstaand rechtsfilosoof
Hij schrijft de volgende boeken waarin hij zijn gedachtegoed uiteen zet:
Bentham ontwikkelt een systeem waarmee hij zegt in staat te zijn de mate van geluk kwantitatief te kunnen meten. Hij doet dit aan de hand van parameters zoals: tijd, intensiteit en onzekerheid. Als voorbeeld anaylseert Bentham dronkenschap:
Dronkenschap brengt volgens Bentham intens genot, maar is van korte duur en wordt gevolgd door pijn, namelijk van een kater. Een belangrijke rol in de rekenmethode van Bentham speelt het geluk van anderen. Wie alleen zijn eigen geluk najaagt, beseft niet dat zijn geluk toeneemt wanneer anderen ook gelukkig zijn.
Bentham inspireerde John Stuart Mill
John Stuart Mill werd geboren 20 mei 1806 in Londen, Engeland en hij overleed op 8 mei 1873 in Avignon, Frankrijk. Hij is een belangrijk filosoof en econoom uit de 19e eeuw. Volgens de beginselen van utilisme is een handeling goed als zij zoveel mogelijk geluk voor zoveel mogelijk mensen teweeg brengt. Mill echter combineert dit belang door nadruk te leggen op zelfbeschikking en persoonlijke vrijheid. Hij zegt dat zoveel mogelijke persoonlijke vrijheid het grootste geluk teweegbrengt voor de meerderheid van de mensen
Hij schreef twee boeken: